5. Montage
5.1. AAN WAND OF PLAFOND
B
ü Pluggen en schroeven kiezen die geschikt zijn voor het type wand of plafond.
1. Beugel op een vlak oppervlak plaatsen, twee boorgaten markeren.
▶ Montage maximaal 3 m boven de vloer aan wand of plafond.
2. Boren, beugel met geschikte schroeven en pluggen goed aan montageoppervlak vastschroe-
ven.
6. Bediening
6.1. SLANG UITTREKKEN
C
1. Slang langzaam tot de gewenste lengte uittrekken.
▶ Erop letten dat Slang recht wordt uitgetrokken.
2. Om Slang te arrêteren, moet u opnieuw aan Slang trekken tot er een klikkend geluid van het
blokkeermechanisme te horen is.
▶ Markering voor slangeinde niet overschrijden.
3. Om het slangstopmechanisme af te stellen, moet u de aanslagschroef van het stopmechanis-
me losdraaien en in de gewenste positie brengen. Aanslagschroef vastdraaien.
6.2. AANSLUITEN
1. Slangoproller met persluchtbron verbinden. Geschikt persluchtgereedschap met aansluiting
voor persluchtgereedschap verbinden.
▶ Gebruiksaanwijzing van de desbetreffende producent in acht nemen.
▶ Maximale werkdruk van de slang in acht nemen.
2. Werking van alle verbindingen controleren.
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel door onder druk staande slang. Na elk gebruik
slangoproller volledig drukloos maken. Niet onder druk wegleggen of opbergen.
6.3. SLANG INTREKKEN
D
1. Om te ontgrendelen, langzaam aan Slang trekken tot het klikgeluid van het blokkeermecha-
nisme niet meer te horen is.
▶ Slang glijdt langzaam geremd terug in de behuizing.
2. Slang tijdens intrekken geleiden.
www.hoffmann-group.com
73
nl