5.5. Wateraansluiting
Raadpleeg paragraaf 3.4 voor technische specifica-
ties over de watertoevoer.
•
Voordat de unit wordt aangesloten op de water-
toevoer moet de toevoerleiding grondig worden
gespoeld om verontreinigingen te verwijderen.
•
Vermijd bij het installeren van leidingen ingeslo-
ten lucht. Gebruik klemaansluitingen voor alle
leidingverbindingen naar de unit voor eenvoudig
onderhoud en ontmanteling.
•
De wateraansluiting moet aan de bovenkant van
de unit worden gemaakt. Raadpleeg de lay-out-
tekening in paragraaf 12.2.
•
De minimum diameter van de toevoerleiding moet
buiten 38 mm bedragen (binnen 35 mm).
•
De unit moet worden voorzien van een afsl-
uitklep voor water op de inlaat (zie afbeelding
110009521).
•
Installeer voor de beste prestaties een filter op
de inlaat om onzuiverheden tegen te gaan (zie
afbeelding hieronder).
Om drukverlies in de toevoerleiding tot een minimum
te beperken:
•
vermijd lange pijpleidingen.
•
gebruik kogelkranen met lage drukweerstand.
•
vermijd fittingen met een hoog drukverlies.
6. Systeemvoorbereiding
6.1. Opstarten van nieuw systeem
Volg deze richtlijnen om het opstarten van het nieuwe
systeem soepel te laten verlopen.
6.2. Richtlijnen voor ontluchting
6.2.1. Het leidingsysteem ontluchten
•
•
•
6.2.2. De pomp ontluchten
•
•
•
•
•
110005283
A
•
6.3. Afstellingen
6.3.1. Instructie en opstelling
Raadpleeg de gebruikers- en de softwarehandleiding
voor algemene bedieningsinstructies van de machine.
Sluit de water- en luchttoevoer na gebruik.
Als de luchttoevoer open blijft staan, kan er lucht
in de waterleiding terechtkomen.
Regulier ontluchten kan nodig zijn na langdurige
stilstand.
Start de pomp om eventuele resterende luchtbel-
len naar de bovenkant van de pomp te brengen.
Stop de pomp.
Draai de aftapplug 1-2 slagen los en ontlucht tot
er alleen nog water uit stroomt.
Draai de aftapplug vast.
Draai de aftapplug nooit los terwijl de pomp in
bedrijf is, omdat dit de pakking kan beschadigen.
A
DETAIL A
Het hoofdstation is nu klaar voor gebruik.
0627131
110009489
128