OBJ_BUCH-1444-003.book Page 45 Wednesday, October 19, 2011 1:58 PM
Indicatie-elementen
a Meetwaarderegels
b Resultaatregel
c Meetfuncties
Lengtemeting
Duurmeting
Oppervlaktemeting
Inhoudsmeting
Enkele Pythagorasmeting
d Laser ingeschakeld
e Referentievlak van de meting
f Temperatuurwaarschuwing
g Batterijwaarschuwing
h Foutindicatie „ERROR"
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkali-
mangaanbatterijen of accu's geadviseerd.
Met 1,2 V-accu's zijn minder metingen mogelijk dan met
1,5 V-batterijen.
Als u het batterijvakdeksel 10 wilt openen, drukt u op de ver-
grendeling 16 en verwijdert u het batterijvakdeksel. Plaats de
batterijen of accu's. Let daarbij op de juiste poolaansluitin-
gen, zoals aangegeven op de binnenzijde van het batterijvak.
Let bij het inzetten van de batterijen of accu's op de juiste
poolaansluitingen overeenkomstig de afbeelding in het batte-
rijvak.
Als het batterijsymbool
voor het eerst in het display ver-
schijnt, zijn nog minstens 100 afzonderlijke metingen moge-
lijk. De functie duurmeting is gedeactiveerd.
Als het batterijsymbool
knippert, moet u de batterijen of
accucellen vervangen. Metingen zijn niet meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen of accu's tegelijkertijd. Gebruik
alleen batterijen of accu's van één fabrikant en met dezelfde
capaciteit.
Neem de batterijen of accu's uit het meetgereedschap
als u het langdurig niet gebruikt. Als de batterijen of ac-
cu's lang worden bewaard, kunnen deze gaan roesten en
leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbe-
heerd achter en schakel het meetgereedschap na ge-
bruik uit. Andere personen kunnen door de laserstraal
verblind worden.
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel
zonlicht.
Bosch Power Tools
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tem-
peraturen of temperatuurschommelingen. Laat het bij-
voorbeeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat het meetge-
reedschap bij grote temperatuurschommelingen eerst op
de juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik
neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuurschom-
melingen kan de nauwkeurigheid van het meetgereed-
schap nadelig worden beïnvloed.
Voorkom heftige schokken of vallen van het meetge-
reedschap. Na sterke externe inwerkingen op het meetge-
reedschap dient u, voordat u de werkzaamheden voortzet,
altijd een nauwkeurigheidscontrole uit te voeren (zie
„Nauwkeurigheidscontrole van de afstandsmeting",
pagina 47).
In- en uitschakelen
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, heeft u de vol-
gende mogelijkheden:
– Druk op de aan/uit-toets 4: Het meetgereedschap wordt
ingeschakeld en bevindt zich in de functie lengtemeting.
De laser wordt niet ingeschakeld.
– Indrukken van de meettoets 2: meetgereedschap en laser
worden ingeschakeld. Het meetgereedschap bevindt zich
in de functie lengtemeting.
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u lang op
de aan/uit-toets 4.
Als er ca. 5 minuten geen toets op het meetgereedschap
wordt ingedrukt, wordt het meetgereedschap automatisch
uitgeschakeld om de batterijen te ontzien.
Meten
Na het inschakelen door het indrukken van de toets Meten 2
werkt het meetgereedschap altijd in de functie lengtemeting.
Andere meetfuncties kunt u instellen door op de bijbehoren-
de functietoets te drukken (zie „Meetfuncties", pagina 46).
Als referentievlak voor de meting is na het inschakelen de ach-
terkant van het meetgereedschap gekozen. Door op de toets
Referentievlak 6 te drukken, kunt u het referentievlak wijzigen
(zie „Referentievlak kiezen", pagina 46).
Plaats het meetgereedschap met het gekozen referentievlak
tegen het gewenste startpunt van de meting (bijv. tegen een
muur).
Druk voor het inschakelen van de laserstraal kort op de toets
Meten 2.
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
Richt de laserstraal op het doeloppervlak. Druk opnieuw kort
op de toets meten 2 om de meting te starten.
In de functie duurmeting begint de meting onmiddellijk bij het
inschakelen van de functie.
De meetwaarde verschijnt meestal binnen 0,5 seconden en
uiterlijk na 4 seconden. De duur van de meting is afhankelijk
van de afstand, de lichtomstandigheden en de weerspiege-
Nederlands | 45
2 609 140 773 | (19.10.11)