Akoestische signalering: > 85 dB op een afstand van 3 m
Voeding: 220–240 V/50–60 Hz, reservebatterij 1× 9 V (levensduur batterij 5 jaar)
Verbruik: < 8 μA standby-modus, < 28 mA alarm-modus
Gevoeligheid rookdetectie: 0,10 tot 0,16 dB/m
Afmetingen: 45 × 140 × 140 mm
Gewicht: 246 g
Beschrijving van de detector (zie fig. 1)
1 – TEST/HUSH-knop
2 – rode LED-diode
Achterkant – montagedeksel (zie fig. 2)
Installatie van de melder (zie fig. 3)
1 – openingen in het plafond
2 – pluggen
Plaatsen van de batterij (zie fig. 4)
Aansluitschema (zie fig. 5)
L – fase
E – aarding
Aansluitschema Interconnect (zie fig. 6)
Installatie – plaatsing
De installatie dient door een bevoegd persoon te worden uitgevoerd.
De monteur is verantwoordelijk voor het installeren van het product in overeenstemming met de
geldende voorschriften.
Neem in geval van twijfel bij de installatie contact op met gekwalificeerde professionals.
Idealiter zou in alle kamers van het huis een rookmelder moeten worden geïnstalleerd, behalve in
keukens, badkamers en garages.
Er zou minstens één rookmelder op elke verdieping van het huis moeten zijn, inclusief het trappenhuis.
De rookmelder dient op een plaats te worden aangebracht waar u hem ook kunt horen als u slaapt,
bijvoorbeeld in de gang buiten uw slaapkamer.
Installeer een melder aan het plafond van elke slaapkamer en in de gang buiten de slaapkamer.
Als de gang langer is dan 9 m, installeer de melder dan aan beide uiteinden.
In een huis met meerdere verdiepingen moeten op elke verdieping op dezelfde manier melders
worden geïnstalleerd.
U zult zo ook beschermd zijn tegen de rook die van de benedenverdieping de trap opkomt.
In de kelder, installeer de melder aan het plafond onderaan de trap.
Installeer geen rookmelders in badkamers of keukens, omdat stoom van water en voedsel vals
alarm kan veroorzaken.
In de garage kan de melder reageren op de uitlaatgassen van uw auto.
De ventilatieopeningen van de melder mogen niet worden afgedekt.
Spuit geen aërosolproducten in de buurt van of op de melder.
De melder mag niet gekleurd zijn.
Installatie van de apparatuur aan het plafond – beschrijving (zie fig. 3)
Voordat u de melder installeert, moet u de stroomtoevoer uitschakelen!
De installatie moet worden uitgevoerd door bevoegde personen!
1. Verwijder de achterkant van het montagedeksel van de detector (zie fig. 2).
2. Markeer de posities van de gaten.
3. Boor twee gaatjes (ø 5 mm) in het plafond, de afstand tussen de gaatjes moet 81 mm zijn. Steek
de bijgeleverde pluggen in de gaatjes.
4. Sluit de draden aan op de gemarkeerde klemmen volgens het aansluitschema dat zich onder
het kapje op de achterkant van het montagedeksel bevindt (zie fig. 5). Wij raden aan 3-aderige
platte CYKY-kabel te gebruiken.
3 – luide sirene
4 – groene LED-diode
3 – deksel aan de voorkant
4 – schroeven
N – nuldraad
I – Interconnect
74