NL
Opladen van de accu
Opgelet! Alvorens met laden te beginnen, dient de voeding van de laadstation van de netwerkstroom te worden ontkoppeld. Trek
hiervoor de stekker van de voeding uit het stopcontact. Bovendien dienen de accu en zijn klemmen te worden gekuist van vuil en
stof met behulp van een zachte, droge vod.
De accu heeft een ingebouwde laadindicator. Door het indrukken van de knop worden de diodes (II) belicht, hoe meer diodes
belicht zijn, hoe meer de accu is opgeladen. Indien de diodes na het indrukken van de knop niet belicht zijn, dan geeft dit aan
dat de accu leeg is.
Ontkoppel de accu van het toestel.
Plaats de accu in de lader (II).
Sluit de lader aan het stopcontact van de stroomvoorziening aan.
Een rode diode, dat het laden aangeeft, begint te branden.
Nadat de accu is opgeladen zal de rode diode uitgaan en een groene diode die aangeeft dat de accu is opgeladen, zal branden.
Trek de stekker van de voeding uit het stopcontact van de stroomvoorziening.
Neem de accu uit het laadstation terwijl de knop van de accuvergrendeling wordt ingedrukt.
Opgelet! Indien na het aansluiten van de lader in het stopcontact van de stroomvoorziening de groene diode brandt, wil dit zeg-
gen dat de accu volledig is opgeladen. In dit geval zal de lader met het laadproces niet beginnen.
ONDERHOUD
Schakel na elk gebruik van het apparaat de compressor uit met behulp van de schakelaar en koppel vervolgens beide accu's los.
Waarschuwing! Alle onderhoud moet worden uitgevoerd met de accu's losgekoppeld van het apparaat.
Open vervolgens de aftapkraan en laat de lucht uit de tank lopen. Houd er rekening mee dat de lucht die uit de tank stroomt stof
kan doen opwaaien op de grond waarop de compressor zal worden geplaatst. Verplaats de compressor indien nodig naar een
plaats waar de tank van de verzamelde lucht veilig kan worden geleegd.
Nadat de lucht uit de tank is gekomen, kantelt u de compressor zodat de afvoerklep in de laagste stand staat. Hierdoor kan de tank
worden geleegd van water dat zich in de tank heeft verzameld. Dit moet grondig gebeuren en na elk gebruik van de compressor.
Anders kan het water de tank doen roesten, wat hem zal beschadigen. Neerslag van water uit de lucht is een natuurlijk verschijn-
sel dat gepaard gaat met temperatuurveranderingen. Daarom mag u niet nalaten de tank leeg te maken.
Reinig het luchtfi lter ter bescherming van de luchtinlaat eenmaal per 300 bedrijfsuren. Verwijder het fi lter van de luchtinlaat, open
de behuizing en reinig het met een persluchtstraal met een druk van niet meer dan 0,3 MPa. Na het reinigen van het fi lter moet
het bij de luchtinlaat worden gemonteerd en geïnstalleerd. Het is verboden om de compressor te gebruiken zonder een luchtfi lter.
Vuil dat met de lucht in de compressor komt, kan schade aan de compressor veroorzaken.
Andere delen van het apparaat moeten worden gereinigd met een zachte en vochtige doek of met een stroom perslucht met een
druk van ten hoogste 0,3 MPa. Ventilatieopeningen kunnen ook worden gereinigd met een borstel of een borstel met een zachte
kunststof borstelharen. Voor de reiniging geen alcohol, oplosmiddelen, zuren of bijtende middelen gebruiken. Na het reinigen is
de compressor klaar voor verder gebruik of opslag.
TRANSPORT EN OPSLAG
Vervoer het apparaat door het aan het handvat of de voet vast te nemen. In geval van transport in transportmiddelen, bescherm
de compressor tegen beweging. Het apparaat mag alleen worden vervoerd en opgeslagen wanneer het is uitgeschakeld, terwijl
de accu's zijn losgekoppeld en de luchttank leeg is. Bewaar het apparaat in gesloten ruimten met goede ventilatie. Tijdens opslag
en transport mag het apparaat niet worden blootgesteld aan direct zonlicht, warmtebronnen en neerslag. De opslagplaats moet
beschermen tegen toegang door onbevoegden, met name kinderen. Plaats niets op het apparaat.
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
65