GEWONE PLAAT
De gewone plaat wordt bediend met een
schakelaar met 7 standen; als volgt
onderverdeeld op het bedieningspaneel:
stand 0 = uit; stand 1 tot 6 = werkings-
standen met, afhankelijk van de stand,
stijgende temperatuur.
De kookplaat wordt bediend door de
knop (fig. 2.6) op de weerhouden stand
te plaatsen.
SNELKOOKPLAAT
De bediening van de snelkookplaat
gebeurt op dezelfde wijze als bij de
gewone plaat met 6 regelstanden en 1
stroomonderbrekingsstand.
De snelkookplaat onderscheidt zich van
de andere door de ingebouwde verhit-
tingsbegrenzer. Dank zij deze plaat kan:
– snel de gewenste temperatuur worden
bereikt, het totale vermogen worden
ingezet voor pannen met vlakke
bodem, het vermogen worden beperkt
wanneer niet aangepaste pannen wor-
den gebruikt.
Let op: Het oppervlak van het komfoor
wordt tijdens het koken zeer heet.
Houd kinderen uit de buurt van het
komfoor.
1
2
afb. 2.6
14
ELEKTRISCHE KOOKPLATEN
0
6
5
3
4
DE ELEKTRISCHE KOOKZONE
CORRECT GEBRUIKEN
Minder het vermogen van de kookzone
zodra de inhoud van de pan kookt. Houd er
rekening mee dat de kookplaat na het uit-
schakelen nog 5 minuten voldoende warm-
te voor het koken afgeeft.
Houd u aan de volgende regels:
laat de kookzone niet zonder een pan
met inhoud erop werken
zorg dat u geen vloeistof op de
kookzone morst wanneer deze heet is
gebruik pannen met een platte bodem,
geschikt voor elektrische kooktoestellen
gebruik pannen met een ronde bodem
die even groot is als de kookzone, of
iets groter
Kook met het deksel op de pan als
dat mogelijk is, om energie te sparen.
Kook voedsel in geen geval
rechtstreeks op een elektrische zone,
maar altijd in een pan.
De indicatielampjes bij de bedieningsknop-
pen geven aan of de kookzone in werking
is.
afb. 2.7