3. Ondersteun je borst met de palm van je hand.
4. Zet de borstkolf aan door op de aan/uit-knop te drukken en kies de bedienin-
gsmodus die bij u past.
5. Druk op de aan/uit-knop om de borstkolf na gebruik uit te schakelen en
plaats het deksel op de trechter om het apparaat tegen stof te beschermen.
6. De borstkolf start in de stimulatiestand. Stel met de +/- knoppen het voor
jou comfortabele zuigkrachtniveau in. Stimulatiemodus - snel afkolven
dat het natuurlijke zuigen van moedermelk door uw baby nabootst om de
melkstroom te stimuleren. Na 2 minuten schakelt de borstkolf automatisch
over op de diepe kolfstand. Pas het afkolfniveau aan met de +/- knoppen om
het hoogste afkolfniveau te vinden dat voor jou comfortabel is. Als er melk
uit uw borst begint te stromen voordat er 2 minuten zijn verstreken, drukt u
op de knop voor het wijzigen van de modus om handmatig over te schakelen
naar de modus voor diepe melkwinning.
7. Diepkolfmodus - langzamer kolven waarbij zachtjes en efficiënt melk uit de
borst wordt gezogen. In de zuigstand verhoogt u de zuigkracht tot u een licht
ongemak voelt (geen pijn) en vermindert u de zuigkracht met één graad.
8. Gemengde modus - bootst het zuigpatroon van je baby na door de snelheid
en sterkte van de zuigkracht te programmeren. Kan worden gebruikt na het
kolven om de borst leeg te zuigen en de borstvoeding te bevorderen.
09. BEREIDING VAN MELK VOOR VOEDING
1. Ontdooi bevroren melk niet in de magnetron of in kokend water. Het risico
bestaat dat het gezicht van de baby verbrandt.
2. Ontdooi de melk een nacht in de koelkast. Eenmaal ontdooide melk niet
opnieuw invriezen. U kunt de melk snel ontdooien door deze onder stro-
mend water te houden met een maximale temperatuur van 37°C.
3. Leg de gesloten fles/zak gedurende 20 minuten in een kom met warm water
om de melk op lichaamstemperatuur te brengen.
4. Voeg geen vers uitgelekte melk toe aan eerder ingevroren melk als de ho-
eveelheid verse melk groter is dan de hoeveelheid eerder ingevroren melk.
5. Het is aanbevolen om borstvoeding te geven voordat u uw baby met een
fles gaat voeden.
6. Controleer de fles, de speen en andere onderdelen altijd voor en na elke
voeding. Als de speen beschadigd is, stop dan onmiddellijk met het gebruik
ervan.
7. Om het risico van wurging te voorkomen, test u de sterkte van de fopspeen
door zachtjes aan het uitstekende deel ervan te trekken.
8. Probeer de opening van de speen niet te vergroten.
9. Zuigelingen mogen geen flesvoeding krijgen zonder toezicht van een
volwassene.
10. De speen van de fles mag niet worden gebruikt als fopspeen voor de baby.
75