Laat de pomp met de neerlaatkabel voorzichtig in de pompvloeistof zakken. Bij het neerlaten moet de pomp
verticaal hangen. Zorg ervoor dat het apparaat niet tegen de rand van de put slaat of hiertegen schuurt. De pomp
moet volledig in de vloeistof worden ondergedompeld. De afstand tot de grond moet minstens 0,5 m bedragen,
om het aanzuigen van slib, zand, stenen enz. te verhinderen.
Om dit te kunnen waarborgen, adviseren wij de pomp tot op de bodem van de bronschacht neer te laten, en de
zo gemeten diepte op het gespannen touw te markeren. Maak nu een tweede markering 0,5 meter daaronder
(richting pomp). Trek nu de pomp 50 cm. naar boven en fixeer het apparaat in deze positie met in acht neming
van de tweede markering. Let op dat de maximale diepte van de pomp in vloeistof 20 m. is.
6. Elektrische aansluiting
Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker. Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer en de
stekker uitsluitend door een vakman worden vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer en gebruik het
snoer niet om de stekker uit het stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en het netsnoer tegen hitte, olie en
scherpe randen.
De gebruikte netspanning moet met de in de technische gegevens aangegeven waarden
overeenstemmen. De persoon die verantwoordelijk is voor de installatie moet verzekeren, dat
de elektrische aansluiting beschikt over een aarding die beantwoordt aan de norm.
De elektrische aansluiting moet van een gevoelige aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn
voorzien: ∆ = 30 mA (DIN VDE 0100-739).
Verlengkabels mogen geen kleinere doorsnede hebben dan rubberslangen met het symbool
H07RN-F (3 x 1,0 mm²) conform VDE. Netstekkers en koppelingen moeten spatwaterdicht
zijn.
7. Ingebruikname
Tijdens het gebruik van de pomp mogen zich geen personen in het water bevinden.
De pomp mag uitsluitend voor het op het typeplaatje aangegeven toepassingsgebied worden
gebruikt.
Drooglopen - het pompen van het toestel zonder waterdoorvoer - moet worden voorkomen,
omdat de pomp bij watergebrek oververhit kan raken. Dit kan aanzienlijke schade aan het
toestel veroorzaken.
Zorg ervoor dat de elektrische steekverbindingen zich buiten het bereik van overstromend
water bevinden.
Het is absoluut verboden de handen in de opening van de pomp te steken zolang het toestel
aan het elektriciteitsnet is aangesloten.
De pomp mag niet werken, wanneer de drukaansluiting of de drukleiding gesloten is.
Voer voor elk gebruik van de pomp een visuele controle uit. Dit geldt in het bijzonder voor het netsnoer en de
stekker. Controleer of alle schroeven goed vast zitten en de aansluitingen in goede staat zijn. Gebruik nooit een
beschadigde pomp. In geval van schade moet de pomp door een vakman worden gecontroleerd.
Open eventueel aanwezige afsluitinrichtingen - bijv. een waterkraan - in de drukleiding. Sluit de netstekker aan op
een 230V-wisselstroomcontactdoos. De pomp start onmiddellijk. Binnen korte tijd verpompt de pomp water.
Trek de stekker uit het stopcontact om het gebruik van de pomp te beëindigen.
Drooglopen – werking van de pomp zonder water te verpompen – moet absoluut worden vermeden, aangezien
watertekort leidt tot het warmlopen van de pomp. Dit kan aanzienlijke beschadigingen aan het apparaat
veroorzaken. Tot de meest voorkomende oorzaken van drooglopen behoren verstopte aanzuigopeningen en een
tekort aan pompvloeistof. Houd er in dit verband rekening mee, dat het waterpeil kan veranderen door
wateronttrekking, weersinvloeden, het wisselen van de seizoenen of door andere oorzaken. Daarom is het aan te
bevelen om automatische waterpeilcontroles aan te brengen.
De elektrische pompen uit de serie T.I.P. AJ beschikken over een geïntegreerde thermische motorbeveiliging. Bij
overbelasting slaat de motor vanzelf af en gaat na voldoende te zijn afgekoeld weer vanzelf aan. Mogelijke
oorzaken en de daarbijbehorende oplossingen vindt u in het hoofdstuk "Onderhoud en hulp bij storingen".
4
39