Valeo beep&park Manual De Instrucciones página 34

Als het voertuig in de achteruitrijversnelling is geschakeld
2
en een obstakel
gedetecteerd door het system:
1. Controleer of
voorgeschreven hoogte geplaatst zijn (tussen 45 en 60 cm)�
2. Controleer of de gemonteerde sensoren in de voorgeschreven
hoek geplaatst zijn� Indien nodig, gebruik bij de montage de
speciale ringen om de juiste hoek te bepalen�
3. Controleer of
voorgeschreven afstand van elkaar geplaatst zijn (< of = 45
cm)�
4. Controleer of de sensor ondersteboven geplaatst is�
5. Neem steeds één sensor tegelijk los om de mogelijke
defecte sensor te identificeren.
3 Er wordt niets weergegeven op het scherm:
1. Controleer of de voedingskabel juist is aangesloten�
2. Controleer of het contact in stand ACC ON is gezet en dat
het voertuig in de achteruitrijversnelling is geschakeld�
3. Controleer of alle draden correct zijn aangesloten�
4. Controleer of het display beschadigd is�
Het systeem wordt geactiveerd terwijl het voertuig niet in
4
de achteruitrijversnelling is geschakeld:
1. Controleer of de voedingskabel van de ECU is aangesloten
op de bedrading van de achteruitrijverlichting�
34
achter het voertuig
de gemonteerde sensoren
de gemonteerde sensoren
Het systeem geeft een defecte sensor aan (de zoe-
5
wordt niet mer piept drie keer):
1. Controleer of het sensoroppervlak schoon is�
op de
2. Controleer of de bedrading van de sensoren juist is
aangesloten op de ECU�
3. Controleer of de bedrading van de sensoren
beschadigd is�
4. Controleer of de sensor beschadigd is�
op de
De positie van het object komt niet overeen met de
6
indicator op het scherm:
1. Controleer of de kabels van de sensoren in de juiste
volgorde (A,B,C,D) zijn aangesloten op de ECU�
Het volume van het waarschuwingssignaal is te
7
laag:
1.
Stel het volume af op het gewenste niveau�
Volg deze stappen als het probleem zich blijft
voordoen:
1. Neem contact op met de dealer waar u het product
hebt aangeschaft�
2. Vervang de ECU van het systeem en controleer het
systeem opnieuw�
3. Controleer de sensoren met een gecontroleerde
ECU�
4. Sluit de gecontroleerde sensor aan op de ECU en
controleer opnieuw�
51