NL
3) Doe een aankondiging via de betreffende micro-
foon en stel met de regelaar MASTER (9) het
B
maximaal gewenste volume in. Daarbij mag de
LED "clip" van de volume-indicator (10) echter
niet oplichten. De versterker wordt dan over-
stuurd en de signalen vervormd. Draai de rege-
laar MASTER overeenkomstig terug.
Indien het gewenste volume niet wordt
bereikt, en de LED "clip" nog niet oplicht, draai
dan de betreffende regelaar INPUT verder open.
4) Regel daarna met de zoneverzwakkers (6) tij-
dens een aankondiging ook het volume van de
overige zones.
5) Stel het volume van andere microfoons en sig-
naalbronnen in met de bijbehorende regelaars
(8). Draai de regelaar van de ongebruikte kana-
len steeds in de stand nul.
6) Om een apparaat te selecteren dat op een van
de jacks AUX INPUTS (19) is aangesloten, stelt u
de keuzeschakelaar "5 6 7" (3) in. Draai hiervoor
de regelaar AUX eerst in de nulstand. Zo vermijdt
u luide schakelploppen.
7) Stel de klang in met de beide regelaars "Bass" en
"Treble" (4). Stel met de regelaars PACK (5) de
klank in voor een module in de opening (1).
8) Wenst u in bepaalde zones tijdelijk geen geluid,
dan draait u de bijbehorende verzwakkers (6) in
de stand "off".
6.2 Automatische volumedemping
Een signaal van het kanaal 1 heeft prioriteit op alle
andere signalen, d. w. z. de andere signalen worden
in volume automatisch gedempt, wanneer u in de
microfoon op kanaal 1 spreekt. De signalen van de
kanalen 2 – 4 hebben prioriteit op het signaal van het
AUX-kanaal, d.w.z. het signaal van het AUX-kanaal
wordt automatisch gedempt, zodra een signaal naar
een van de andere kanaal wordt gestuurd. Bij het in -
schakelen van de sirene of het activeren van de gong
worden de ingangssignalen eveneens ge dempt.
De volumedemping kunt u met de regelaar "Mute
Level" (31) tussen -25 dB tot -35 dB instellen.
E
Si el volumen deseado no está alcanzado, y si
el LED "clip" no brilla todavía, gire el reglaje
INPUT correspondiente más.
4) Después, durante un anuncio regule el volumen
de las zonas restantes con los atenuadores (6).
5) Regule el volumen de los otros micro y fuentes
de señal con los reglajes (8) correspondientes;
ponga los reglajes de los canales inutilizados
siempre en la posición cero.
6) Para seleccionar uno de los aparatos conecta-
dos a las tomas AUX INPUTS (19), active el se -
lector "5 6 7" (3). Para efectuar esta manipula-
ción, gire el reglaje AUX antes de todo en cero
para que ningún ruido de conmutación aparezca.
7) Regule la tonalidad con dos reglajes "Bass" y
"Treble" (4). Ajuste el sonido para una unidad in -
sertable en el compartimiento (1) con los contro-
les PACK (5).
8) Si zonas determinadas no deben estar sonoriza-
das por algún tiempo, gire los atenuatores (6)
correspondientes en la posición "off".
6.2 Disminución automática del volumen
Una señal en el canal 1 es prioritario sobre todas
lasotras señales, es decir que el volumen de las
otras señales está automáticamente disminuido
durante un anuncio en el micro del canal 1. Las
señales de los canales 2 – 4 son prioritarias sobre la
señal del canal AUX, es decir, que la señal del canal
AUX se disminuye automáticamente cuando una
señal se aplica en uno de los otros canales. Cuando
la sirena está conectada o el gong conectado, las
señales de entrada también se disminuyen.
El reglaje "Mute Level" (31) permite regular la
disminución de la potencia del volumen de -25 dB a
-35 dB.
6.3 Gong
El gong puede activarse por ejemplo antes de un
anuncio con la tecla CHIME (2), con un interruptor
fugitivo conectado a los bornes "Remote Chime"
20
6.3 Gong
De gong kan b.v. vóór een aankondiging worden
geactiveerd met de toets CHIME (2), met een druk-
knop die op de klemmen "Remote Chime" (30) is
aangesloten, en met de overspraaktoets van een
PTT-microfoon. Stel het gongvolume met behulp
van een schroevendraaier in aan de regelaar
"Chime Level" (33).
Indien de gong niet moet worden geactiveerd
door de PTT-microfoons die op de ingangen 2 – 4
(34) zijn aangesloten, verwijdert u de jumper op de
schroefklemmen "INPUTS Chime On/Off" (30).
6.3.1 Omschakelen tussen gongsignaal
van twee en vier tonen
Met een stekkerbrug in de versterker kunt u om -
schakelen tussen een gongsignaal van twee en een
van vier tonen.
WAARSCHUWING Het omschakelen van het
gongsignaal mag uitsluitend
gebeuren door deskundig per-
soneel. De versterker moet
hiervoor
worden
Trek in elk geval eerst de net-
stekker uit het stopcontact,
anders loopt u het risico van
een elektrische schok!
1) Als er een noodstroomeenheid is aangesloten,
koppelt u deze van de aansluitingen DC POWER
(28) los, zodat de versterker zeker buiten bedrijf is.
2) Schroef het deksel van de versterker af.
3) Voer met de stekkerbrug MS 1 op de linker gelei-
dingsplaat aan de achterzijde van de versterker
volgende instellingen door:
Stand "2T" = gongsignaal van twee tonen
Stand "4TONE" = gongsignaal van vier tonen
4) Schroef het deksel weer vast.
6.4 Alarmsirene
De sirene kan via een schakelaar worden geactiveerd
die op de klemmen "Remote Siren" (30) is aangeslo-
(30) y con la tecla palabra de un micro PTT Public
Address. El volumen del gong se regula con un ator-
nillador en el reglaje "Chime Level" (33).
Si ninguna conexión del gong no debe efec-
tuarse por los micros PTT, que están conectados a
las entradas 2 – 4 (34), saqué la grapa en los bornes
"INPUTS Chime On/off" (30).
6.3.1 Cambiar entre 2-tonos de gong
y 4-tonos de gong
Un puente en el amplificador permite la selección de
2 tonos de emergencia y 4 tonos de emergencia.
ADVERTENCIA El tono de emergencia puede
ser modificado solamente por
personal cualificado. Para este
propósito, debe de abrirse el
amplificador. ¡Desconecte siem-
pre la toma de red del zócalo
antes de abrir el amplificador, si
no corre el riesgo de recibir una
descarga eléctrica!
1) Si se conecta una unidad de alimentación de
socorro, desconéctela de los terminales de ali-
mentación DC POWER (28) para estar seguro
que el amplificador está definitivamente fuera de
operación.
2) Desatornille la tapa que cubre el amplificador.
3) Utilice el puente MS 1 de la placa izquierda que
se encuentra en la parte trasera del amplificador
para hacer el siguiente ajuste:
Posición "2T" = 2-tonos de emergencia
Posición "4TONE" = 4-tonos de emergencia
4) Atornille la tapa que cubre el amplificador nueva-
mente.
6.4 Sirena de alarma
La sirena puede activarse vía un interruptor conec-
tado a los bornes "Remote Siren" (30). El volumen
de la sirena se regula con un atornillador en el
reglaje "Siren Level" (32).
ten. Stel het volume met behulp van een schroeven-
draaier in aan de regelaar "Siren Level" (32).
6.5 Schakelaar GROUND/LIFT
De vorming van een aardlus bij de installatie van alle
apparaten (b.v. van de behuizing van de versterker
via een rack naar een andere apparaatbehuizing),
veroorzaakt een bromgeluid (het best hoorbaar bij
zachte muziekfragmenten). U kunt deze aardlus met
de schakelaar GROUND/LIFT (29) op de achter-
zijde van het apparaat onderbreken. Plaats hiervoor
de schakelaar in de stand LIFT. Het brommen zou
nu moeten stoppen.
Anderzijds is de versterker niet beschermd tegen
elektrische storingsvelden, als de behuizing niet met
de massa is verbonden. Plaats in dit geval de scha-
kelaar in de stand GROUND. In geval van twijfel
plaatst u de schakelaar afwisselend in beide stan-
den om de optimale instelling te vinden.
7 Beveiligingscircuit
De versterker is uitgerust met een beveiligingscircuit
geopend.
tegen overbelasting, oververhitting en kortsluiting
aan de luidsprekeruitgangen. De afkoeling van de
eindversterker gebeurt door een ventilator, waarvan
het toerental wordt bepaald door de temperatuur in
de eindversterker. Mocht de temperatuur deson-
danks te hoog zijn opgelopen, dan wordt de verster-
ker gedempt en licht de rode LED "prot" (13). Draai
de regelaar MASTER (9) in dit geval helemaal in de
nulstand, wacht tot de LED "prot" uitgaat en schakel
de versterker dan uit. Verhelp de foutoorzaak, bij-
voorbeeld:
1. Sluit bij een overbelasting minder luidsprekers
aan of, indien mogelijk, stel voor de luidsprekers
een lager vermogensverbruik in. Gebruik eventu-
eel een tweede versterker (zie hoofdstuk 5.5).
2. Zorg bij oververhitting voor een betere luchtcircu-
latie.
3. Lokaliseer bij een kortsluiting aan een luidspre-
keruitgang de plaats van de kortsluiting en ver-
help ze.
6.5 Interruptor GROUND/LIFT
Si durante la instalación de todos los aparatos, un
bucle de masa aparece (por ejemplo de la caja del
amplificador vía un rack hacia la caja de otro apa-
rato), un zumbido se crea (particularmente audible
para pasajes de música bajo). Este bucle de masa
puede interrumpirse por el interruptor GROUND/
LIFT (29) en la parte trasera. Póngalo en la posición
LIFT. El zumbido debería desaparecer.
Por otra parte, el amplificador no está protegido
en contra de los campos de interferencias eléctricas
si la caja no está conectada a la masa. En este
caso, ponga el interruptor en la posición GROUND.
En caso de duda, conmute el interruptor como lo
desea para encontrar el reglaje óptimo.
7 Circuito de protección
El amplificador dispone de un circuito de protección
en contra de los sobrecalentamientos, sobrecargas,
cortocircuitos en los salidos altavoces. El amplifica-
dor se enfría por un ventilador en el cual la cantidad
de rotaciones depende de la temperatura del ampli-
ficador. Si la temperatura debería aumentar dema-
siado, el amplificador se corta, el LED rojo "prot"
(13) brilla. En este caso, gire el reglaje MASTER (9)
totalmente en cero, espere que el LED "prot" se
apague y desconecte el amplificador. Resuelve el
problema como por ejemplo:
1. en caso de sobrecarga, conecte menos altavo-
ces o si posible, regule en los altavoces un con-
sumo de potencia más bajo. Eventualmente, uti-
lice un segundo amplificador (vea capitulo 5.5).
2. en caso de sobrecalentamiento verifique la circu-
lación del aire.
3. en caso de cortocircuito a una salida altavoz,
localice el sitio del cortocircuito y resuelva el pro-
blema.