4
Installeer het toestel in uw auto.
5
Sluit de - accu weer aan.
WAARSCHUWING
• Als u de ontstekingsdraad (rood) aansluit op het
autochassis (aarde), kan er kortsluiting en vervolgens
brand ontstaan. Sluit deze kabels altijd aan op de
voedingsbron die via de zekeringkast loopt.
• Knip de zekering niet los van de ontstekingsdraad
(rood). De voeding moet via de zekering worden
aangesloten op de draden.
OPGELET
• Als het contactslot van uw auto geen ACC-stand heeft,
sluit u de ontstekingsdraad aan op een voedingsbron
die met de contactsleutel kan worden in- en
uitgeschakeld. Als u de ontstekingsdraad aansluit op
een voedingsbron met een constante spanningsbron,
zoals bij accukabels, raakt de accu mogelijk uitgeput.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst
of de kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting
veroorzaken en vervangt u vervolgens de oude
zekering door een nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of
ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door
de kapjes op de uiteinden van de niet-aangesloten
kabels of aansluitingen niet te verwijderen.
• Controleer na het installeren van het toestel of de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers enz. van
de auto juist functioneren.
• Installeer de camera zodanig dat het zicht door de
achterruit niet wordt belemmerd.
• Installeer de camera zodanig dat deze niet aan de
zijkant van de auto uitsteekt.
• Installeer de camera niet als het regent of mistig is.
• Als de luchtvochtigheid hoog is, droogt u het
oppervlak af waarop de camera moet worden
bevestigd, voordat u tot installatie overgaat.
• Vocht op het bevestigingsoppervlak vermindert de
kleefkracht, waardoor de camera kan losschieten.
• Bevestig de camerabeugel niet op onderdelen
van de carrosserie die zijn behandeld met
fluorkoolstofhars of op glas.
• Dit kan tot gevolg hebben dat de achteruitrijcamera
er af valt.
- Giet geen water over de camera.
- Stel de camera niet bloot aan regen.
- Ga niet onnodig ruw om met de camera.
- Maak de camera grondig schoon bij gebruik van
tape om het apparaat vast te zetten.
• Raadpleeg de instructiehandleiding voor nadere
details over het aansluiten van andere camera's en
voer vervolgens de aansluiting op correcte wijze uit.
• Bevestig de draden met kabelklemmen of
kleefband. Bescherm de bedrading door er
kleefband omheen te wikkelen op plaatsen waar de
bedrading metalen onderdelen raakt.
• Leid alle draden zodanig dat zij geen bewegende
delen, zoals de versnellingspook, handrem of
stoelrails, kunnen raken en zet ze vast.
• Leid de draden niet langs plekken die heet worden,
zoals onder de verwarmingsuitlaat. Als de isolatie
van de bedrading smelt of beschadigd raakt, bestaat
er het gevaar dat de bedrading kortsluiting maakt
tegen het chassis.
• Zorg er bij het vervangen van de zekering voor dat u
alleen zekeringen gebruikt met de waarde die staat
aangegeven op de zekeringhouder.
• U kunt de hoeveelheid ruis tot een minimum
beperken door de kabel voor de televisieantenne, de
kabel voor de radioantenne en de RCA-kabel zo ver
mogelijk uit elkaar te plaatsen.
• Leg de snoeren dusdanig aan dat gebieden met
hoge temperaturen worden vermeden. Gebruik
ribbelbuizen voor bedrading in de motorruimte.
Wanneer een draad contact maakt met een heet
gedeelte van de auto, kan de mantel smelten en
kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot een
brand of gevaar van elektrische schokken.
Accessoires
Camera (3,0 m)..........1
Voedingseenheid..........1
Schroef (M3 × 5 mm)..........2
Tule..........1
[1] Inclusief de voedingseenheid
Voedingskabel (6,0 m
)..........1
[1]
Camerabeugel..........1
Klemschroef camerabeugel
(Ø3 × 8 mm)..........1
Band..........1
| 23
Nederlands