5.1 Kleurwisselingsprogramma's
Het lichtbesturingspaneel beschikt over drie au-
tomatische programma's . Om een programma
op te roepen:
1) Met de toetsen FIXTURE (1) selecteert of de-
selecteert u de betreffende schijnwerpers . De
LED van de toets licht op als de schijnwerper
geselecteerd is .
2) Selecteer met de toetsen PROGRAM een van
de drie volgende programma's:
12 COLOUR = kleurwisseling met 12 kleuren
3 COLOUR = kleurwisseling met 3 kleuren
COL . FADE = kleurovergangen met 7 kleuren
3) Wijzig de snelheid van het programma
met de toetsen T+ en T− (2) indien nodig
☞
(
hoofdstuk 5 .3) .
4) Druk om het programma te beëindigen op-
nieuw op de programmatoets of selecteer
een ander programma .
Het programma wordt alleen door de momen-
teel geselecteerde schijnwerpers uitgevoerd .
Bij deselectie van een schijnwerper tijdens een
programma behoudt deze de laatste instelling .
5.1.1 Muzieksturing
De beide kleurwisselingsprogramma's 12 COLOUR
en 3 COLOUR kunnen ook via de ingebouwde
microfoon (5) synchroon op het ritme van de
muziek worden gestuurd .
1) Open het programma 12 COLOUR of
3 COLOUR (
2) Druk op de toets SOUND (8) . De LED van
de toets licht nu op en de muzieksturing is
actief .
3) Pas zo nodig de gevoeligheid van de micro-
foon met de regelaar MIC SENS (6) aan het
volume van de muziek aan .
4) Druk om de muzieksturing te deactiveren
opnieuw op de toets SOUND .
5.2 Stroboscoopeffect
Omdat niet elke schijnwerper een eigen stro-
bekanaal heeft, biedt het besturingspaneel ook
een stroboscoopeffect aan . In tegenstelling tot
de kleurwisselingsprogramma's werkt het stro-
boscoopeffect niet alleen op de geselecteerde
schijnwerpers, maar op alle schijnwerpers .
32
☞
hoofdstuk 5 .1) .
1) Zoals beschreven aan het begin van het
hoofdstuk 5 voert u voor alle schijnwerpers
de gewenste kleur- of helderheidsinstellingen
door .
2) Druk in de toetsenrij PROGRAM (3) op de
toets STROBE . De LED van de toets licht op .
3) Wijzig de knipperfrequentie met de toetsen
T+ en T− (2) indien nodig (
4) Om het stroboscoopeffect te beëindigen,
drukt u op de toets STROBE .
5.3 Snelheid voor programma's of
stroboscoopeffect wijzigen
Voor een kleurwisselingsprogramma of het stro-
boscoopeffect kan de snelheid worden gewij-
zigd . Hiervoor drukt u tijdens het programma of
bij geactiveerd stroboscoopeffect in de toetsenrij
COLOUR (2) op de toets T− om de snelheid te
verhogen of op de toets T+ om de snelheid te
verlagen . De momenteel ingestelde stapduur of
de tijd tussen de flitsen wordt daarbij kort door
de beide bovenste toetsenrijen van de groene
LED's in binair formaat weergegeven:
RED
LIGHT RED ORANGE YELLOW
RED
GREEN
LIGHT GREEN CYAN
GREEN
STROBE
BLUE
LIGHT BLUE MAGENTA PURPLE
T+
BLUE
MASTER
Weergave
3 COLOUR
12 COLOUR
1 min /kleur
⋮
0,25 s /kleur
Weergave
⋮
Opmerking: De snelheidswijziging wordt vertraagd
met de duur van een programmastap (max . 1 minuut)
doorgevoerd .
☞
hoofdstuk 5 .3) .
2 2 2 2
2 2 2 2
WHITE
WHITE
T−
Instelbereik
COL. FADE
37 s /kleur
⋮
⋮
0,2 s /kleur
Instelbereik
STROBE
0,8 flitsen /s
⋮
16 flitsen /s