Het Aggregaat Onder Handen Nemen; Eerste Ingebruikname; Het Stroomaggregaat Gebruiken - SDMO PRO 2000 Manual De Utilización

3 Het aggregaat onder handen nemen

3.1 Verklaring van de illustraties
De verschillende onderdelen van het aftakasaggregaat zijn te zien op de afbeeldingen op de omslag. De procedures van de
handleiding verwijzen naar deze merktekens met behulp van letters en cijfers: (A1) verwijst bijvoorbeeld naar het verwijsnummer 1
van figuur A.
Klem voor de aarding
Olievuldop
Brandstofpeilindicator
Brandstofvuldop
Beluchting
Knop van de
brandstofkraan
Zeeffilter
Luchtfilter
Choke
Oliepeil correct
Schroef van het
luchtfilterdeksel
Deksel van het
luchtfilter
Schuimplastic element
Schroef van het deksel
van de uitlaatdemper
Deksel van de
uitlaatdemper
3.2

Eerste ingebruikname

Bij de ontvangst en inbedrijfstelling van het stroomaggregaat:
1. Controleer of het materiaal zich in goede staat bevindt en of alle elementen van de bestelling aanwezig zijn.
2. Als het stroomaggregaat voorzien is van een transportbeugel onder de motor, verwijder deze dan.
3. Controleer het oliepeil en het brandstofpeil en vul bij indien nodig.
4. Sluit de accu aan indien van toepassing.
Verwissel bij het aansluiten nooit de positieve en negatieve klemmen van de accu: door het verwisselen kan de elektrische
apparatuur ernstig beschadigen.
Sommige stroomaggregaten hebben een inloopperiode nodig, neem contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger voor
meer inlichtingen.

4 Het stroomaggregaat gebruiken

4.1 De plaats van gebruik kiezen
De aggregaten zijn bedoeld voor een stationaire werking. Zijn mogen niet op een voertuig of ander mobiel
materiaal worden geïnstalleerd als geen voorafgaand onderzoek naar de verschillende bijzonderheden van het
gebruik van het stroomaggregaat uitgevoerd is.
LET OP
1. Kies een schone, geventileerde en tegen weer en wind beschutte plaats.
2. Plaats het aggregaat op een vlakke en horizontale ondergrond die stevig genoeg is om het aggregaat te dragen.
3. Controleer of de helling van het aggregaat in alle richtingen niet groter is dan 10°.
4.2 Controleer de algemene staat van het stroomaggregaat (bouten en moeren, slangen)
Controleer vóór iedere start en na ieder gebruik het hele aggregaat om storing of beschadiging te voorkomen.
1. Controleer of het stroomaggregaat schoon is, in het bijzonder op de plaatsen van de luchtinlaat.
2. Controleer alle buizen en slangen om zeker te zijn dat ze in goede staat zijn en niet lekken.
Het vervangen van buizen of slangen moet door een vakman worden uitgevoerd, raadpleeg de dichtstbijzijnde
vertegenwoordiger.
3. Trek alle bouten na waarop speling zou kunnen zitten.
Het natrekken van de cilinderkopbouten moet door een vakman worden uitgevoerd, raadpleeg de dichtstbijzijnde
vertegenwoordiger.
A1 Contactschakelaar
Economisch toerental
A2-B1
(Haas-Schildpad)
A3 Trekstarter
Stopcontact
A4
(wisselstroom)
12 V stopcontact
A5
(gelijkstroom)
Onderbrekerschakelaar
A6
van het 12 V stopcontact
Controlelamp van de
A7-C1
werking (wisselstroom)
Controlelamp van de
A8
oliebeveiliging
Controlelamp
A9
overbelasting
B2
D1
D2
D3
Schroef van het rooster
F1
van de uitlaatdemper
Rooster van de
F2
uitlaatdemper
Klemmen voor parallelle
A10
werking
A11 Bougie
A12 Uitlaatdemper
A13 Kap aan de zijkant
Schroef van de kap aan
A14
de zijkant
A15 Toegangsklep oliepeil
A16 Transporthandgreep
A17
A18
Brandstofaftapslang
Brandstofaftapschroef
Toegangsdeksel van de
bougie
Bougiekap
F3 Vonkenvanger
F4
A19
A20-E3
A21
A22
A23
A24
A25
C2
C3
E1
E2
F5