51
50
7. Spanvlakken van de zaagbladflenzen (51) en
(52) van het zaagblad reinigen.
Gevaar!
Gebruik geen schoonmaakmiddelen
(bijvoorbeeld om harsresten te verwijderen)
die de lichtmetalen delen zouden kunnen
beschadigen. De stabiliteit van de zaag zou
erdoor kunnen worden beperkt.
8. Binnenste zaagbladflens (52) op motoras
schuiven.
9. Monteer een nieuw zaagblad (let op de
draairichting!).
Gevaar!
Gebruik alleen zaagbladen die voldoen aan
de vereisten in het hoofdstuk Technische
gegevens en aan de norm EN 847-1 – bij
ongeschikte of beschadigde zaagbladen
kunnen onder invloed van de
middelpuntvliedende kracht delen
weggeslingerd worden.
Niet gebruiken:
– Zaagbladen waarvan het maximale toe-
rental onder het nominale onbelaste toe-
rental van de zaagbladen ligt (zie "Tech-
nische gegevens");
– Zaagbladen van hooggelegeerd snel-
draaistaal (HS of HSS);
– Zaagbladen waarvan de zaagbreedte klei-
ner is of diens stambladdikte groter is
dan de dikte van het spouwmes.
– Zaagbladen met zichtbare beschadigin-
gen;
– Slijpschijven.
Gevaar!
– Het zaagblad moet gemonteerd worden
met originele onderdelen.
– Gebruik nooit losse spanringen. Het
zaagblad zou vanzelf los kunnen raken.
– De zaagbladen moeten uitgebalanceerd
zijn. Ze mogen niet trillen, anders kunnen
ze tijdens het werken vanzelf loskomen.
10.Buitenste zaagbladflens (51) erop schuiven.
11.Spanmoer (50) losdraaien (linkse
schroefwinding!). Spanmoer (50) met
steeksleutel (20) draaien en tegelijkertijd de
hendel van de zaagbladvergrendeling (49)
omhoog trekken, tot hij inklikt.
12.Hendel (49) vasthouden en de spanmoer
tegen de klok in handvast aantrekken.
Gevaar!
– Gereedschap voor het vastschroeven van
het zaagblad niet verlengen.
– Spanschroef niet door het slaan op het
gereedschap vastdraaien.
52
13.Spouwmes overeenkomstig de
zaagbladgrootte (53) instellen.
(Spouwmesinstelling zie 7.1)
53
14.Tafelinzetstuk (2) bevestigen en met de
schroef (40) vergrendelen.
15.Spaankap (5) bevestigen.
10.2 Aanslagbegrenzing instellen
1. Helling-begrenzingsstop (19) voor het hoek-
bereik op 0° / 45° instellen.
45°
2. Ingestelde hellingshoek door vastzetten van
de spanhefboom (18) vergrendelen.
3. Hellingshoek controleren:
– 0° = loodrecht op het zaagblad
– 45° met de speciale hoekmaat.
Worden deze waarden niet heel nauwkeurig
bereikt:
4. kruiskopschroef (54) van de betreffende
excenterschijf losdraaien en de excenterschijf
verstellen tot de hellingshoek ten opzichte van
de zaagtafel in de eindposities precies 0°
(= haaks), resp. 45° bedraagt.
5. Kruiskopschroef van de excenterschijf weer
vastdraaien.
6. Na het verstellen van de aanslagbegrenzing,
hoekschaal aan de voorkant eventueel
opnieuw afstellen.
Aanwijzing:
Om de hellingsbegrenzing van -1,5° tot 46,5° in te
stellen, moet de helling-begrenzingsstop (19)
eruit worden getrokken.
10.3 Machine opbergen
Gevaar!
Berg het apparaat buiten het bereik van
kinderen op. Sla het apparaat zo op dat het
niet door onbevoegden in werking kan
worden gesteld en niemand zich aan het
staande apparaat kan verwonden.
Opgelet!
De machine mag niet in openlucht of in een
vochtige ruimte opgeborgen worden.
10.4 Onderhoud
Zaag schoonmaken
Zaagsel en stof met een stofzuiger en borstel
verwijderen:
– geleidingselementen voor het instellen van het
zaagblad;
– ventilatie-openingen van de motor;
– zaagbladkast.
– Hoogteinstelling
– Zwenkgeleiding
– Afscheidingscycloon
Voor u de machine inschakelt
Visuele controle, of
– afstand zaagblad – spouwmes 3 tot 5 mm.
– spouwmes met het zaagblad in een rechte lijn
ligt.
Visuele controle of het accupack en de accupack-
adapter niet beschadigd zijn; indien nodig laat u
de defecte onderdelen door een elektromonteur
vervangen.
Wanneer u uitschakelt, dient u altijd
te controleren of het zaagblad langer dan 10
seconden naloopt; loopt het langer na, de motor
door een erkend vakman laten vervangen.
1x per maand (bij dagelijks gebruik)
Verwijder zaagselresten met stofzuiger en
penseel; wrijf de geleidingselementen lichtjes in
met olie:
– spil en geleidestangen voor hoogteinstelling;
– zwenksegmenten.
Na elke periode van 150 bedrijfsuren
Controleer alle schroefverbindingen en draai ze
indien nodig vast.
Indien nodig:
geleidebussen tafelpoten instellen.
binnenzeskantschroeven (55)
54
met de klok mee draaien =
zware loop van de geleiding.
binnenzeskantschroeven (55)
19
tegen de klok in draaien =
18
soepele loop van de geleiding.
extra fijnafstelling m.b.v. stelschroef (56).
55
Geleidebussen van de voorste pootsteun
instellen:
Binnenzeskantschroeven (57) met de klok mee
draaien = zware loop van de geleiding.
Binnenzeskantschroeven (57) tegen de klok in
draaien =
soepele loop van de geleiding.
Geleidebussen van de achterste pootsteun
instellen:
Binnenzeskantschroeven (58) met de klok mee
draaien = zware loop van de geleiding.
Binnenzeskantschroeven (58) tegen de klok in
draaien = soepele loop van de geleiding.
NEDERLANDS nl
56
57
41