Let erop,
dat de capaciteit van de donorbatterij (vb. 45 Ah)
b
niet veel kleiner is dan die van de lege batterij
dat enkel batterijen met dezelfde nominale
b
spanning (vb. 12 V) met elkaar mogen
verbonden worden
dat de carrosserieën van beide voertuigen elkaar
b
niet raken (gevaar voor kortsluiting)
dat mogelijke ontstekingsbronnen (vb. open
b
zonlicht, brandende sigaretten of elektrische
vonken) uit de buurt van de batterijen blijven om
ontploffingsgevaar te vermijden; buig u niet over
de batterijen om mogelijk contact met bijtende
stoffen te voorkomen
dat het elektrolyt van de lege batterij ook bij lage
b
temperatuur vloeibaar is
dat de lege batterij niet wordt losgekoppeld van
b
het stroomcircuit van de wagen en de
ontstekingsmechanismen van de voertuigen
uitgeschakeld zijn alvorens de startkabel te
bevestigen: bij manuele koppeling de
versnellingspook in neutraal schakelen; bij
automatische transmissie de hendel in stand «P»
plaatsen en de handrem optrekken
dat de draden van de startkabel niet verstrikt
b
kunnen raken in bewegende motoronderdelen
hoe en in welke volgorde de startkabel
b
aangebracht en losgemaakt dient te worden
Aanbrengen:
Kabel met rode poolklemmen eerst op de «+» pool
van de lege batterij aanbrengen (zie
afbeelding/positie 1) en daarna aan de «+» pool van
de donorbatterij (zie afbeelding/positie 2) bevestigen.
Vervolgens de kabel met de zwarte poolklemmen
aanbrengen op de «–» pool van de donorbatterij (zie
afbeelding/positie 3) en daarna bevestigen aan een
onderdeel van het voertuig met panne dat zo ver
mogelijk verwijderd is van de batterij (vb. de
aardingsband of een andere blote plek op het
motorblok) om het ontvlammen van eventuele
ontplofbare gassen te vermijden (zie
afbeelding/positie 4).
Starten:
Vervolgens de motor van het donorvoertuig starten
en op middelhoog toerental brengen. Daarna de
motor van het voertuig met panne starten. Na elke
startpoging, die niet langer dan 15 seconden mag
duren, moet een wachttijd van 1 minuut in acht
genomen worden.
Losmaken:
Wanneer de motor vlot draait (na ongeveer 2 tot 3
minuten) de startkabel in omgekeerde volgorde
loskoppelen: Eerst de zwarte poolklem van de
aardingsband of het motorblok van het voertuig met
panne verwijderen (zie afbeelding/positie 4). Daarna
de andere zwarte poolklem van de «–» pool van de
donorbatterij halen (zie afbeelding/positie 3) en
vervolgens de beide rode poolklemmen in
willekeurige volgorde verwijderen.
Opmerkingen:
Het starten van wagens met katalysator.
Bij lege batterij de motor enkel met behulp van
startkabel en donorbatterij starten. Bij aanduwen of
wegslepen kan er benzine in de uitlaat terechtkomen
die de katalysator kan beschadigen.
Gebruiksaanwijzing van de wagen en eventuele
randapparatuur (vb. autotelefoon, boordcomputer,
enz.) raadplegen voor mogelijke informatie over de
lading van de batterij en de te volgen startprocedure.
batterij opgelaad
NL
batterij geöntlaad
5