3.7 Aansluiting van condensafvoer
De condensafvoer van het apparaat moet aangesloten worden op een geschikt afvoer-
net. Houd rekening met de specifieke plaatselijke en landelijke voorschriften inzake
afvloeien van condenswater in het afvalwaternet. Het verdient aanbeveling om, bij ge-
bruik van ketels die niet uitsluitend werken op olie met een laag zwavelgehalte (gehalte
S<50 ppm), te voorzien in een geschikt systeem voor condensneutralisatie.
Sluit de condensafvoerleiding achter op de verwarmingsketel (detail A - fig. 23) aan op
het condensneutralisatiesysteem en op het afvalwaternet. De condensafvoerleidingen
moeten zuurbestendig zijn en minstens 3° naar de afvoer hellen, zonder vernauwingen
of verstoppingen.
B
BELANGRIJK. Alvorens het apparaat in werking te stellen de sifon met water
vullen.
Controleer regelmatig of er water in de sifon staat.
fig. 23 - Condensafvoer
3.8 Ombouwen van de ketel met brander met gesloten verbrandingskamer
B
LET OP: de hier aangegeven aansluiting met gescheiden leidingen kan alleen
worden uitgevoerd met de kit met gesloten verbrandingskamer.
Op aanvraag is een kit verkrijgbaar om de ketel met brander met gesloten kamer om te
bouwen. Hiermee kan de voor de verbranding benodigde lucht rechtstreeks van buitenaf
aangezogen worden.
Raadpleeg voor de installatie de met de kit meegeleverde aanwijzingen.
fig. 24 - Kit ombouwen gesloten verbrandingskamer
Na installatie van de kit wordt het apparaat van het "type C" met gesloten verbrandin-
gskamer en geforceerde trek. De luchtingang en de rookgasuitgang moeten verbonden
worden met één van de afvoer-/aanzuigsystemen die hierna staan aangegeven. Het ap-
paraat is goedgekeurd om te werken met alle in deze handleiding vermelde soorten Cxy
schoorstenen. Het is echter mogelijk dat sommige configuraties nadrukkelijk beperkt zijn
of niet zijn toegestaan op grond van wetgeving, normen of plaatselijke verordeningen.
Voordat u overgaat tot de installatie de betreffende voorschriften zorgvuldig controleren
en naleven. Houd u bovendien aan de regels met betrekking tot de plaatsing van de ter-
minals aan de wand en/of het dak en de minimumafstanden tot ramen, wanden, ventila-
tie-openingen, enz.
Gebruik uitsluitend leidingen van roestvrij staal, geschikt voor gebruik met con-
A
densatieketels op stookolie.
80
NL
ATLAS D32 CONDENS K130 UNIT
Aansluiten van gescheiden leidingen
fig. 25 - Aansluitvoorbeelden met aparte leidingen (
Voordat u overgaat tot de installatie met behulp van de volgende, eenvoudige bereke-
ning, controleren of de maximaal toegestane lengte niet wordt overschreden:
A
1.
Bepaal het schema van het systeem met dubbele rookafvoer volledig, inclusief ac-
cessoires en uitgangsterminals.
2.
Raadpleeg de tabella 3 en bepaal in m
component, afhankelijk van de plaats van installatie.
3.
Controleer of de totaalsom van het verlies minder is dan of gelijk aan de maximaal
toelaatbare lengte in tabella 2.
Tabella. 2 - Aparte leidingen
Model
Maximaal toegestane lengte
Tabella. 3 - Accessoires
Ø
80
Ø
100
cod. 3541A624 - Rev. 02 - 03/2015
eq
LEIDING 0.5 m M/V
1 m M/V
2 m M/V
BOCHT 45° V/V
45° M/V
90° V/V
90° M/V
90° M/V + Teststekker
PIJPSTOMP met teststekker
voor condensafvoer
T-STUK met condensafvoer
EINDSTUK lucht bij wand
rook bij wand met windvanger
SCHOORSTEEN Lucht/rook in tweeën gesplitst 80/
80
Uitsluitend rookuitlaat Ø80
REDUCTIE van Ø80 tot Ø100
van Ø100 tot Ø80
LEIDING 1 m M/V
BOCHT 45° M/V
90° M/V
EINDSTUK lucht bij wand
rook bij wand windvanger
= Lucht
= Rook)
(equivalente meter) het verlies voor elke
Aparte leidingen
ATLAS D32 CONDENS K130 UNIT
25 m
eq
Verlies in m
eq
Aanzuiging
Rookafvoer
lucht
Verticaal
Horizontaal
0,5
1,0
2,0
1,2
1,2
2,0
1,5
1,5
0,2
-
-
2,0
-
-
-
0,0
1,5
0,4
0,4
0,8
0,6
1,0
0,8
1,3
1,5
-
-
3,0