NL
6. Inbedrijfstelling (Schlüter
6.1 Vullen, ontluchten en dichtheid controleren
1. Vul de verwarmingsinstallatie.
2. Ontlucht de verwarmingsinstallatie (bijv. bij het ventiel van de BEKOTEC-THERM-RTBR/-RTB).
3. Voer een dichtheidscontrole conform DIN EN 1264 uit.
6.2 Instelling en ingebruikneming
Als de BEKOTEC-THERM-RTBR/-RTB in combinatie met de keramische Schlüter-BEKOTEC-THERM-vloerverwarming wordt gebruikt, kan de verwarming
al 7 dagen na het leggen van de bodembekleding worden ingeschakeld mits de aanwijzingen in het betreffende productdatablad voor Schlüter-BEKOTEC
(productdatablad 9.1, 9.2, 9.4 of 9.5, www.bekotec-therm.com) worden opgevolgd.
Begin met een aanvoertemperatuur van 20 °C die elke dag met 5 °C tot maximaal 35 °C aanvoertemperatuur kan worden verhoogd. Door de retourtem-
peratuurbegrenzingsventielen met de bouwbeschermingskappen af te sluiten, moet ervoor worden gezorgd dat tijdens het aanbrengen van de dekvloer-
en de bovenvloerinstallatie niet wordt verwarmd. Voor het gebruik van de BEKOTEC-THERM-RTBR/-RTB bij een conventionele vloerverwarming met een
warmwatercircuit moeten de geldende bepalingen voor de interfacecoördinatie en tevens DIN EN 1264-4 worden nageleefd.
In onderstaande tabellen worden de temperatuurinstellingen aangegeven bij de thermostaatkoppen van BEKOTEC-THERM-RTB en -RTBR.
Instelling van de RTB-retourwatertemperatuur
Temperatuurinstellingen bij de RTB-thermostaatkop
RTB (3 bereiken)
Bereik 1
Bereik 2
Bereik 3
Instelling van de RTBR-retourwatertemperatuur
Temperatuurinstelling via de RTBR-draaiknop
Bereik
Markering
0
10
20
25
30
35
40
–
temperatuur van ca. 43 °C is bereikt)
46
Retourtemperatuur
0-15 °C
15-35 °C
35-50 °C
Retourtemperatuur
Temperatuur
(ventiel helemaal gesloten)
10 °C
20 °C
25 °C
30 °C
35 °C
40 °C
(ventiel helemaal geopend tot een
-BEKOTEC-THERM-RTBR /-RTB)
®
Afb. 17: Inbouwbescherming plaatsen
Abb. 18
Inbedrijfstelling