Op het display worden de melding RECORD en het huidige opnamenummer
weergegeven.
Spreek de opname met een normaal stemvolume in. Houd hierbij een afstand
van ongeveer 15 tot 20 cm van de geïntegreerde microfoon aan.
Druk nogmaals de rode toets REC/STOP in om de opname te beëindigen.
Opmerkingen:
S
Elke keer als u een opname maakt, wijst het apparaat automatisch een
opnamenummer toe dat 1 hoger is dan het laatste toegewezen nummer van
de geselecteerde opslagmap. Dit nummer wordt gedurende de opname
weergegeven op het display.
S
Als geen opslagruimte meer beschikbaar is, verschijnt op het display 'FO'.
Wis oude, eerder beluisterde opnamen om plaats te maken voor nieuwe
opnamen. Hoe u opnamen wist, leest u op pagina 94.
S
Het opnamevolume wordt automatisch vastgelegd door het apparaat
(Audiolevel); het kan niet handmatig worden ingesteld.
Microfoon
U kunt een externe microfoon op de zwarte MIC−connector van het apparaat
aansluiten. Deze connector is gemarkeerd met een microfoonpictogram en
bevindt zich op de bovenkant van het apparaat. Zodra de externe microfoon
aangesloten is, wordt de geïntegreerde microfoon uitgeschakeld.
Spraakgestuurde opname (VOX)
41
Het apparaat is uitgerust met automatische spraakherkenning (VOX). Als
deze actiefis, neemt het apparaat alleen op als u spreekt. Als u een pauze in-
last, onderbreekt het apparaat de opname en start het de opname pas weer
als u begint te spreken.
Om VOX te activeren gaat u als
volgt te werk:
Start een opname met de toets
REC
,
zie pagina 88, Opnemen.
Bediening
1
2
Voorbeeld
NL
89