3
Aansluiting van de meetpunten
De zwarte meetpunt (-) moet altijd op de ‚COM-bus' worden
aangesloten. Bij stroommetingen moet de rode meetpunt (+) op de
‚10A-bus' worden aangesloten. Bij alle andere meetfuncties moet
de rode meetpunt (+) op de ‚VΩHz-bus' worden aangesloten.
Let vóór iedere meting op de correcte aansluiting van
!
de meetpunten. Spanningsmeting met aangesloten
stroomaansluitingen 10A kan leiden tot aanspreken van
de ingebouwde zekering en tot schade aan de meetkring.
4
Stroommeting DC/AC
Zet de draaischakelaar voor de stroom-
meting op ‚10A' en druk op de toets
‚Mode' om de spanningssoort (AC, DC)
in te stellen. Schakel de stroomkring uit
voordat u het meetapparaat aansluit.
Verbind vervolgens de meetcontacten
met het meetobject. De berekende
meetwaarde en de polariteit worden
op het display weergegeven. Schakel
de stroomkring opnieuw uit voordat
u het meetapparaat verwijdert.
!
Meet geen stromen boven 10 A gedurende meer dan
30 seconden. Hierdoor kan/kunnen het apparaat of de
meetpunten beschadigd raken.
30
NL
rood
zwart