B. WERKING
LET OP
Ofschoon het systeem een waardevolle hulp
bij het achteruitrijden biedt, dient men er altijd
aan te denken dat de bestuurder tijdens de
manoeuvre de enige verantwoordelijke is.
Rij altijd voorzichtig om schade aan de auto
en/of persoonlijk letsel te voorkomen.
Een hoge snelheid (> 5 km/h) tijdens de
achteruitmanoeuvres kan voorkomen dat
de PDC de aanwezigheid van obstakels
detecteert.
Reinig de sensoren en controleer de werking
alvorens te starten.
C. Tijdelijk slechte werking
Het kan zijn dat de PDC onder de volgende
omstandigheden niet correct kan werken:
• Als de sensoren vuil zijn of met bijvoorbeeld
ijs/sneeuw bedekt zijn.
• In de buurt van radioantennes.
• Als bronnen met ultrasoon golven genaderd
worden,
zoals
enzovoorts.
• Als het terrein erg hobbelig is.
• Als de lading van het voertuig niet gelijkmatig
verdeeld is.
• Als het ononderbroken regent of de
sensoren geheel nat zijn.
• Als men zich te dicht bij het obstakel
bevindt.
Het werkbereik kan afnemen:
• Als de auto lange tijd in de zon (hoge
temperaturen) of in de kou (lage tempraturen)
geparkeerd is;
• Als
het
weerkaatsingkenmerken
(schuimrubber).
• Als het obstakel door vuil, sneeuw of ijs
bedekt is.
D. Geen enkele signalering
Door de lage weerkaatsingkenmerken kan
het zijn dat de sensoren niet in staat zijn de
obstakels te detecteren:
• Als het zeer lage, smalle of puntige
obstakels betreft (hekken, draden of
koorden);
99602ADE00 - 2 - NL - A
claxons,
bromfi etsen,
obstakel
lage
heeft
• Als
het
obstakels
absorptiekenmerken
watten);
• Als het obstakels met zeer scherpe hoeken
betreft.
Het kan zijn dat de PDC niet in staat is enkele
laagste delen van de bumper bescherming te
bieden.
E. LED (1) waarschuwing
Wanneer de LED (1) constant begint te
knipperen wanneer het contact ingeschakeld
wordt dan waarschuwt het Parkeersysteem
u over een mogelijke storing of defect in
waarschuwingsspeaker.
Neem contact op met uw inbouwstation.
F. WERKINGSPROCEDURE
• Schakel de motor in.
• LED (1) gaat branden en signaleert daarmee
de correcte werking van de PDC.
• Nu is de PDC gereed om obstakels aan de
voorkant van het voertuig te detecteren.
• Wanneer het Parkeersysteem geen obstakels
detecteert nadat het systeem geactiveerd is
dan schakelt het systeem en de LED (1)
automatisch na 40 seconden uit.
• Om de PDC uit te schakelen, op schakelaar
(3) , drukken, waarna LED (1) uit gaat.
• Om de PDC in te schakelen, moet de
schakelaar voor de inschakeling van "OFF"
op "ON" worden gezet en/of drukt men op
schakelaar (3).
Let op
Telkens wanneer de contactsleutel op ON
gedraaid wordt, zal de PDC automatisch ook
op ON gezet worden.
Om de detectie van fouten te voorkomen
wanneer sneller dan 5 km/ h gereden
wordt, drukt u op knop (3) om de PDC uit te
schakelen.
G. VOORZORGMAATREGELEN
• Vermijd hard stoten tegen de sensor.
• Gebruik geen sprays of een hogedrukreiniger
op de sensoren.
met
hoge
betreft
(sneeuw,