opeenvolgende resultaten die naar het LIS
worden verstuurd. Een vertraging kan van pas
komen om opstoppingen bij oudere, seriële
verbindingen op te lossen.
• Aanvullende ID. Wanneer deze functie is in-
geschakeld, kan er naast patiënt-ID en opera-
tor-ID een derde ID voor het monster worden
toegevoegd, bijvoorbeeld de geboortedatum
van de patiënt of de ID van de dokter.
De aanvullende ID kan ook gebruikt worden in
combinatie met QuikRead go-instrumenten die
niet met het LIS zijn verbonden.
POCT1-A2-functies
• Aanmelding operator. Als deze functie is in-
geschakeld, moeten alle gebruikers zich altijd
aanmelden voordat ze gebruik kunnen ma-
ken van QuikRead go. De gebruikersinforma-
tie moet door de POCT1-A2-server worden
geleverd.
• Validatie patiënt-ID. Wanneer deze functie
is ingeschakeld, worden de patiënt-ID's ver-
geleken met een gedownloade patiëntenlijst
voordat de resultaten naar het LIS worden
verzonden.
• Patiëntgegevens tonen. Wanneer deze func-
tie is ingeschakeld, worden de patiëntgege-
vens getoond voordat er een meting wordt
gestart.
TCP/IP-instellingen
Selecteer het type LIS-aansluiting dat wordt ge-
bruikt.
WLAN-instellingen
Selecteer het type WLAN-verbinding dat wordt
gebruikt.
Tekencodering
Selecteer het type tekencodering dat wordt ge-
bruikt voor het LIS01-A2-protocol.
Neem contact op met uw leverancier voor meer
informatie over de
LIS-aansluiting.
Fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de gebruikersinterface herstellen naar de
fabrieksinstellingen. Als u de fabrieksinstellin-
gen herstelt, worden alle profielen en resultaten
gewist en wordt het foutenlogboek gewist. Bij
instrumenten waarvoor Beveiligingsaanmelding
is ingeschakeld, worden met het herstellen van
de fabrieksinstellingen tevens de beveiligingslog-
boeken verwijderd. Als de fabrieksinstellingen
zijn hersteld, moeten alle gebruikersaccounts
opnieuw worden gemaakt.
Fabrieksinstellingen
Dit onderdeel is alleen bedoeld voor gebruik
door de fabrikant.
Profielen
De door de gebruiker aangepaste instellingen
kunnen voor later gebruik als profielen wor-
den opgeslagen. Er kunnen in het instrument-
geheugen vier verschillende gebruikersprofielen
worden opgeslagen. Als Beveiligingsaanmelding
is ingeschakeld, worden profielen niet gebruikt.
Profiel aanmaken
Wanneer het instrument is ingesteld om te me-
ten zoals gewenst, dan kunnen de instellingen
worden opgeslagen als een profiel:
1. Kies Opslaan als profiel.
2. Selecteer een (leeg) profiel.
3. Geef het profiel een naam.
4. Kies OK.
Profiel toepassen
Kies Profiel toepassen. Selecteer het gewenste
profiel.
Basisinstellingen
Door Basisinstellingen te kiezen start het instru-
ment volgens de basisinstellingen zoals ingesteld
in de Set-up wizard.
GEBRUIK
93