De wandschoorsteen kan ook
in de kuip worden gemon-
teerd. De plecht mag dan nie
dicht afsluitbaar zijn. Bij bui-
tenmontage (scheepswand,
achterdek) moet de schoors-
teen zich zo hoog mogelijk
boven de waterlijn bevinden.
De dekschoorsteen
monteren
Afb. B, C en D: Monteer
de dekschoorsteen tegen
een zo loodrecht mogelijke
wand, die aan alle zijden
door de wind is te bereiken.
Boor een opening met een
Ø van 80 mm. Dicht af met
behulp van de meegelever-
de rubberen pakking (1),
zonder gebruik van andere
dichtingsmiddelen.
Bij dikke dekwanden moet de
buis eerst aan de buitenzijde
aan de schoorsteen worden
aangesloten.
Plaats de rubberen pakking
(1) en buisklem (2) over de
buis.
Druk de rookgasafvoerbuis
(3) aan het begin plat, zodat
de windingen tegen elkaar
worden gedrukt en schuif
ze over de O-ring op het
aansluitstuk (4). Bevestig ze
met een buisklem (2) zodat
de omgebogen rand van
de buisklem over de naad
heen valt. Schuif de verbran-
dingsluchttoevoerbuis (6)
over het aansluitstuk (5) en
klem het geheel met een
buisklem (11) vast.
Bevestig het schoorsteen-
gedeelte (7) met behulp van
schroeven (8). Schroef de
schoorsteenafsluiting (9) met
3 schroeven (10) vast.
Gasaansluiting
De gastoevoerleiding wordt
aangesloten op het aanslu-
itstuk met een buitendiame-
ter van 8 mm.
Het gasaansluitstuk
op het verwarmings-
apparaat mag niet worden
ingekort of verbogen. Houd
dit bij het aandraaien van de
koppeling goed vast met een
tweede sleutel.
Ter controle van de dichtheid
van de gasinstallatie mogen
geen ammoniakhoudige mid-
delen worden gebruikt.
10
Aanwijzingen voor de
gasvoorziening
Als materiaal voor de buizen
is enkel koper of roestvrij
staal toegestaan.
Verbindingen dienen door
middel van
– hardsolderen,
– snijring met invoerhulsen
bij koperen buis,
– roestvrije staalschroefver-
bindingen bij roestvrij staal
te worden uitgevoerd.
Pijpleidingen die door machi-
neruimtes worden gevoerd,
mogen geen verbindingen
behalve schotschroefverbin-
dingen hebben.
Pijpleidingen mogen geen
contact met metalen onder-
delen van het bootslichaam
hebben.
Pijpleidingen moeten met
een afstand van ten minste
30 mm ten opzichte van
onbeschermde elektrische
leidingen resp. 100 mm
ten opzicht van vrijliggende
aansluitingen van elektrische
leidingen en ten opzichte van
uitlaatgasleidingen van de
motor worden verlegd.
De gasslangen moeten
voldoen aan de EN 1763 en
geschikt zijn voor boten.
Voor de gasinstallatie mogen
enkel voor booten geschikte
gasdrukregelaars met op-
pervlaktebeveiliging en een
beveiliging tegen overdruk
worden toegepast.
Elektrische
aansluiting
Voor de elektrische
aansluiting van het
verwarmingsapparaat moet
worden gecontroleerd of in
de stroomkring van de boot
of het voertuig de min met
de massa is verbonden. Als
dat niet het geval is, raad-
pleegt u uw vakhandelaar.
De elektrische aansluiting
moet gebeuren conform de
inbouwhandleiding bij het
verwarmingstoestel.