•
De meter mag niet blootgesteld worden aan vlammen, ioniserende straling of
ultrasone geluidsgolven.
•
De meter moet worden opgenomen in de aardings- en bliksembeveiligings- evaluatie
van de complete installatie.
•
Pulszenders moeten op intrinsiek veilige circuits aangesloten worden
overeenkomstig EN 60079-11.
•
Verdere identificaties of ATEX-certificaties zijn niet nodig.
2.1. Laagfrekwentimpulsgever (standaardtelwerk)
•
Als sensors worden er reedschakelaars (normaal open) gebruikt. Deze „passieve
elementen", evenals de gebruikte kabels en stekkerverbindingen zijn eenvoudige
elektrische apparatuur overeenkomstig 60079-11, paragraaf 5.7; zij zijn ook in
overeenstemming met EN 60079-0. Meer technische informatie vindt u in de
brochure en de datasheet.
2.2. Cyblemodule (optionele Cyble-telwerk)
•
Bij dit telwerk wordt een Cyble (communicatie)module geïnstalleerd.
•
Meer technische informatie en de installatieprocedure van de gebruikte Cyble module
vindt U in de brochure en de handleiding van de respectieve Cyblemodules.
3.
Transport and opslag:
•
Plaats en houd de meter altijd verticaal tijdens het transport en de opslag.
Zorg ervoor dat hij goed vastgezet is op de vrachtwagen en niet (op de grond) valt tijdens het elke
behandeling. Houd er rekening mee dat het verpakkingsmateriaal van de meters gerecycled
moet worden.
•
Ga tijdens het transport van de meters voorzichtig te werk. Vermijd absoluut elke
schok. Controleer bij ontvangst zorgvuldig de verpakking en de meter zelf op
externe schade.
Elke zichtbare schade moet onmiddellijk gerapporteerd worden aan de transporteur.
•
Verwijder de beschermkappen van de meter niet.
•
Verwijder geen enkele zegeling van de meter; u verliest de garantie van het product
en de fiscale goedkeuring /geldigheid van de meter.
•
Opslagtemperatuur: tussen -40° en +70°C.
4.
Installatie:
•
De locatie van de meter dient gemakkelijk toegankelijk en droog te zijn.
Vermijd direct contact tussen de meterbehuizing en de grond/bodem of betonmuren.
•
Het toestel moet geïnstalleerd worden zonder beïnvloeding door andere
componenten van de installatie.
•
De stroomrichting wordt aangegeven door een pijl op de behuizing.
•
De leidingen stroomopwaarts van de meter moeten schoon geblazen worden met
droge lucht. Vuil en andere vreemde stoffen kunnen de meeteenheid of andere
onderdelen zoals dichtingen ernstig beschadigen.
•
Controleer de schroefdraad van de inlaat en uitlaat op vuil en eventuele schade
alvorens de meter in het leidingwerk te installeren. Vreemde stoffen op de
schroefdraad kan lekken of schade aan de meteraansluitingen veroorzaken.
•
Voor flensaansluitingen moeten er schroeven gebruikt worden waarvan de
schroefas minstens één draadspoed uit de moer steekt.
•
Ga de uitlijning, het parallellisme, de hartafstand van de flenzen of de tapeinden van de installatie
na. Gebruik de meter nooit om slecht geïnstalleerde/uitgelijnde leidingen aan te passen.
•
Voor de aansluitmoer van de aansluitingen gelden volgende maximale
aandraaimomenten voor harde dichtingen:
Aansluiting
Draad G1¾"A (DN32)
ACD
Hartafstand[mm]
250/280
G10/16
Aandraaimoment
110 Nm
Aansluiting
Flens DN50
G25
Hartafstand[mm]
335
Aandraaimoment
85 Nm
Aansluiting
Flens DN65 (M16)
G40
Hartafstand[mm]
430
Aandraaimoment
85 Nm
Aansluiting
Flens DN80
G65
Hartafstand[mm]
500V/640V/680H
Aandraaimoment
85 Nm
Aansluiting
Flens DN100
G100
Hartafstand[mm]
675V/710V
Aandraaimoment
85 Nm
Voor andere types dichtingen verwijzen we naar de desbetreffende normen. De bouten voor de
flensaansluitingen moeten passend gedimensioneerd worden en kruisgewijs aangespannen worden.
5.
Inbedrijfstelling:
•
Voorzichtigheid is geboden tijdens de inbedrijfstelling van de meter na de installatie.
De max. bedrijfsdruk en het max. debiet zijn aangegeven op de kenplaat. Deze waarden mogen
nooit overschreden worden.
•
Open de uitlaatkraan (indien geïnstalleerd) volledig. Open vervolgens, langzaam en slechts een klein
beetje, de inlaatkraan om de meter en de installatie heel langzaam onder druk te brengen en om
drukpulsen te vermijden.
•
Zet nadien de inlaatkraan in volledig geopende positie.
•
Controleer tenslotte de dichtheid van alle aansluitingen.
6.
Onderhoud – balgengasmeters zijn onderhoudsvrij:
•
Als de meter op een correcte manier in bedrijf gesteld wordt en de
bedrijfsomstandigheden conform blijven, is er geen extra onderhoud vereist
tijdens de gehele levensduur van de meter!
•
Stof en vuil moeten verwijderd worden met behulp van solventvrije producten.
•
Houd er rekening mee dat de meter beschermd moet worden tegen ongewone
mechanische, thermische en chemische schade.
Tweepijps
Eenpijps
Draad G 2"A
Draad G 2¾"
(DN40)
(DN40)
250/280/290/300
-
140 Nm
140 Nm
Draad G2 ½"A
Flens DN50
335
-
170 Nm
85 Nm
Flens DN65
Flens DN80
Flens DN80 (M16)
(M16)
(M16)
430/500/510
-
85 Nm
85 Nm
85 Nm
-
Flens DN80
-
-
-
85 Nm
-
Flens DN100
-
-
-
85 Nm
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-