4.1
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
De MCE/C inverters voldoen aan de norm EN 61800-3, in de categorie C2, voor wat betreft de elektromagnetische compatibiliteit.
-
Elektromagnetische emissies. Woonomgeving (in enkele gevallen kunnen beheersingsmaatregelen vereist zijn).
-
Geleide emissies. Woonomgeving (in enkele gevallen kunnen beheersingsmaatregelen vereist zijn).
5.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Alvorens ingrepen te verrichten op het elektrische of mechanische gedeelte van de installatie, moet altijd eerst
de netspanning worden uitgeschakeld. Wacht minstens 5 minuten vanaf het moment dat het apparaat is
afgekoppeld van de spanning, alvorens het apparaat zelf te openen. De condensator van het tussencircuit blijft
ook na de uitschakeling van de netspanning belast met gevaarlijke hoogspanning.
Alleen stevig bedrade netaansluitingen zijn toegestaan. Het apparaat moet worden geaard (IEC 536
klasse 1, NEC en andere toepasselijke normen).
Verzeker u ervan dat de nominale spanning en frequentie van de MCE-22/C overeenstemmen met de
waarden van het voedingsnet.
5.1
Verbinding met de voedingslijn
De verbinding tussen de monofase voedingslijn en de MCE-22/C moet tot stand worden gebracht met een 3-aderige kabel (fase + nul
+ aarde). De kenmerken van de voeding moeten voldoen aan de waarden van Tabel1.
De ingangsklemmen zijn de klemmen met het opschrift LINE LN en een ingaande pijl richting de klemmen, zie Afbeelding 1.
De minimumdoorsnede van de ingangs- en de uitgangskabels moet zodanig zijn dat de kabelklemmen goed kunnen worden
gespannen, terwijl de maximumdoorsnede die mogelijk is vanwege de klemmen 4 mm
De doorsnede, het type en de plaatsing van de voedingskabels voor de inverter en voor verbinding met de elektropomp moeten worden
gekozen overeenkomstig de geldende normen. Tabel 2 geeft een aanwijzing omtrent de doorsnede van de kabel die gebruikt moet
worden voor voeding van de inverter. De tabel heeft betrekking op kabels in PVC met 3 aders (fase + nul + aarde), en geeft de
aanbevolen minimumdoorsnede al naargelang de stroom en de lengte van de kabel.
De stroom naar de elektropomp wordt over het algemeen gespecificeerd in de nominale gegevens van de motor.
De maximale voedingsstroom naar de MCE-22/C kan in het algemeen worden geschat op het dubbele van de maximale stroom die
wordt opgenomen door de pomp.
Hoewel de MCE-22/C al eigen interne beveiligingen heeft, is het toch aan te raden om een correct gedimensioneerde
magnetothermische veiligheidsschakelaar te installeren.
LET OP: de magnetothermische veiligheidsschakelaar en de voedingkabels van de MCE-22/C en van de pomp moeten
gedimensioneerd zijn in relatie tot de installatie; waar de aanwijzingen in deze handleiding strijdig zijn met de geldende normen,
moeten de normen als referentie worden genomen.
5.2
Verbinding met de elektropomp
Voor de verbinding tussen de MCE-22/C en de elektropomp moet een 4-aderige kabel (3 fasen + aarde) worden gebruikt.
Aan de uitgang moet een elektropomp met driefasevoeding worden aangesloten met de kenmerken die worden gespecificeerd in
Tabel 1.
De uitgangsklemmen zijn de klemmen met het opschrift PUMP UVW en een uitgaande pijl uit de klemmen, zie Afbeelding 1.
De nominale spanning van de elektropomp moet gelijk zijn aan de voedingsspanning van de MCE-22/C.
De met de MCE-22/C verbonden gebruiker mag geen hogere stroom absorberen dan de maximaal leverbare stroom die vermeld wordt
in Tabel 1.
Controleer de plaatjes en het type verbinding (ster of driehoek) van de gebruikte motor, om aan bovenstaande voorwaarden te voldoen.
NEDERLANDS
Afbeelding 1: Elektrische aansluitingen
67
bedraagt
2