5 INSTELmODUS
5.4 KORTE RICHTLIJN APPARAATINSTELLINGEN
Instellingen zoals taal, maateenheid, correctiefactor, geslacht, verjaardag,
gewicht, HF max., contrast, toetstonen en zone-alarm stelt u altijd direct in:
U kiest de instelling, verandert de waarde en slaat de gewijzigde instelling op.
Voorwaarde: Uw Running Computer toont de Instelmodus (hoofdstuk 5.1).
1 Toets HARTSLAG (-) of SNELHEID (+) net zo vaak indrukken, tot u bij de
gewenste instelling komt.
2 Toets SET indrukken, de waarde van de instelling knippert.
3 Toets HARTSLAG (-) of SNELHEID (+) net zo vaak indrukken, tot de
gewenste waarde getoond wordt.
4 Toets SET indrukken, de instelling is gewijzigd.
U kunt nu naar een andere instelling bladeren.
5.5 APPARAAT INSTELLEN
5.5.1 TAAL INSTELLEN
Zoals in Hoofdstuk 5.4 „Korte richtlijn apparaatinstellingen" beschreven.
5.5.2 mAATEENHEID INSTELLEN
Zoals in Hoofdstuk 5.4 „Korte richtlijn apparaatinstellingen" beschreven.
5.5.3 KALIBRATIE
De kalibratie wordt in een apart hoofdstuk beschreven,
zie hoofdstuk 6 „Kalibratie & correctiefactor".
5.5.4 CORRECTIEFACTOR
De correctiefactor wordt in een apart hoofdstuk beschreven,
zie hoofdstuk 6 „Kalibratie & correctiefactor".
183