5.
HET TESTEN VAN DE INSTELLING: Het wordt aangeraden, voor het opstarten van het totale systeem, de communicatie tussen
de centrale regelaar en de thermostaten te testen. Het is nog niet noodzakelijk om de werking van de luchtkleppen te testen.
5.1. Plaats de thermostaten in de gewenste ruimte/zone en richt de antenne van de centrale regelaar naar de verst weg geplaatste
thermostaat(aten). Schakel de voedingsspanning (230VAC) in en wacht ongeveer 2 minuten terwijl de centrale regelaar opstart.
Zet de MASTER thermostaat aan en stel deze
1
in op koelen tot de minimaal instelbare
temperatuur (niet lager dan 15º C).
Start de zone thermostaten en stel deze in op
de minimale temperatuur (niet lager dan
2
15º C). Controleer of alle zones openen (groene
leds aan).
Stel iedere thermostaat in op 35º C en
3
controleer of alle zones sluiten (rode led aan).
Wanneer er geen communicatie is na 5 minuten gaan de leds knipperen. Controleer of de
geprogrammeerde serienummers in de thermostaten overeen komen met die in de KSP centrale
4
regelaar. Wanneer deze correct zijn ingesteld dienen de thermostaten te worden verplaatst en
de richting van de antenne te worden versteld.
6.
STARTEN SYSTEEM
6.1.
Sluit de airconditioningunit aan met behulp van het daarvoor bestemde aansluitschema.
6.2.
Schakel de voedingsspanning (230VAC) van de centrale regelaar in. De centrale regelaar begint de opstartprocedure. Alle
luchtkleppen openen. Nadat de ingestelde waardes zijn gedetecteerd worden de luchtkleppen gesloten. Daarna openen/sluiten de
luchtkleppen afhankelijk van de op de thermostaten ingestelde waardes.
6.3.
Controleer, met de hieronder getoonde tabel, of alle zones correct werken:
Zet de MASTER thermostaat aan en
1
stel deze in op koelen tot de minimaal
instelbare temperatuur (niet lager dan
15º C).
Start de zone thermostaten en stel
deze in op de minimale temperatuur
2
(niet lager dan
15º C). Controleer of alle zones openen
(groene leds aan).
Wacht tot de airconditioningunit is
3
gestart en koude produceert.
Stel iedere thermostaat in op
35º C, controleer of de
4
corresponderende luchtklep sluit en of
de machine stopt wanneer de laatste
klep is gesloten.
6.4.
Instellen van de bypass: De bypass klep (overdruk klep) dient te worden geselecteerd op basis van de gemiddelde
luchthoeveelheid van de binnenunit. Monteer de bypass klep na de uitblaasopening van de binnenunit.
Plaats het contragewicht op het uiteinde van de stang (op het verste punt
t.o.v. de klepopening). Verplaats het contragewicht over de stang tot de
klep opent en de luchtsnelheid in de klep gelijk is aan 4 m/s of tot het
geluidsniveau van de luchtstroom acceptabel is. Bij plaatsing van het
contragewicht dicht bij de klep zal de bypass groter zijn dan wanneer het
contragewicht verder weg van de klep wordt geplaatst. Wanneer gewenst
kunnen contragewicht en stang worden verwijderd.
Zet de MASTER thermostaat aan en stel deze in
op verwarmen tot de maximaal instelbare
temperatuur (niet hoger dan 35º C).
Start de zone thermostaten en stel deze in op
de maximale temperatuur (niet hoger
dan 55º C). Controleer of alle zones openen
(groene leds aan).
Stel iedere thermostaat in op 15º C en
controleer of alle zones sluiten (rode led aan).
Zet de MASTER thermostaat aan en
stel deze in op verwarmen tot de
maximaal instelbare temperatuur (niet
hoger dan 35º C).
Start de zone thermostaten en stel
deze in op de maximale temperatuur
(niet hoger dan
35º C). Controleer of alle zones
openen (groene leds aan).
Wacht tot de airconditioningunit is
gestart en warmte produceert.
Stel iedere thermostaat in op
15º C, controleer of de
corresponderende luchtklep sluit en of
de machine stopt wanneer de laatste
klep is gesloten.
SUB-ZONE
Zet de airconditioning unit op
verwarmen.
Start de zone thermostaten en stel
deze in op de maximale temperatuur
(niet hoger dan 35º C). Controleer of
alle zones openen (groene leds aan).
Stel de zone thermostaten in op de
minimale temperatuur (niet lager dan
15º C) en controleer of alle zones
sluiten (rode led aan).
Zet de airconditioningunit op koelen.
Stel iedere thermostaat in op
15º C en controleer of de luchtkleppen
openen. Stel daarna de thermostaten
in op 35º C en controleer of de
luchtkleppen sluiten.
DUTCH
V. 03/12