NL
NL
Aansluiting op een stroombron
• Sluit deze lasmachine ALLEEN aan op een stroomvoorziening die de benodigde
spanning kan leveren.
• Als de lasmachine op een generator wordt aangesloten, moet u eerst de
specificaties van de generator controleren.
WAARSCHUWING:
• Lasapparaten werken met erg hoge stroomniveaus: overbelast de stroombron
niet.
• Het is mogelijk noodzakelijk andere apparaten met hoge stroomniveaus
(magnetron, elektrische openhaard etc.) tijdens het gebruik van het apparaat
uit te schakelen.
• Wanneer de bovenste stap niet handig is, gebruikt u het lasapparaat op lagere
instellingen.
• Door de hoge stroomniveaus wordt uw zekeringskast mogelijk uitgeschakeld.
Dit duidt niet op een fout in uw lasapparaat.
• Bij enige twijfel raadpleegt u een elektricien.
Voor Gebruik
• Draag altijd een persoonlijke veiligheidsuitrusting die geschikt is voor het werk
dat u moet uitvoeren. Voor het gebruiken van deze machine is het verplicht
een lasmasker, handschoenen, hittebestendige kleding en indien nodig een
gasmasker te dragen.
• Zorg er altijd voor dat er vlakbij uw werkgebied een geschikt brandblusapparaat
aanwezig is.
• Inspecteer uw machine altijd op beschadigingen of slijtage. Let vooral op
de bedrading en de kabels. NIET GEBRUIKEN als er beschadigingen worden
gevonden.
• Controleer of alle behuizingen of kappen goed en stevig vastzitten.
• Plaats het lasapparaat zo, dat het bij gebruik niet beweegt of omkiept. Zorg
ervoor dat er minstens 500 mm open ruimte is rondom het lasapparaat, voor
een goede ventilatie.
Bedieningsinstructies
WAARSCHUWING: Haal de stekker van de lasmachine altijd uit het stopcontact en
laat hem volledig afkoelen voordat u een onderdeel bevestigt of vervangt.
De machine instellen
• De spanning controleknop (2) schakelt de lasinverter in en uit en regelt het
spanningsniveau.
• Om een goede kwaliteit las te krijgen, dient de stroombedieningsknop (1) goed
te worden ingesteld.
• Wanneer u de knop rechtsom draait, neemt de lasstroom toe, wanneer u de
knop linksom draait, neemt de lasstroom af.
Keuze lasstaaf
• Om een goede kwaliteit las te produceren, dient u het juiste type lasstaaf te
gebruiken. Lasstaven zijn verkrijgbaar in verschillende diktes en materialen, en
met verschillende coatings.
• Raadpleeg het specificatieschema en de richtlijnen van de fabrikant van de
lasstaaf om de geschikte staaf voor uw werkzaamheden te selecteren.
Bedrijfscyclus / thermische uitschakeling
• Het lasapparaat is ontworpen voor een continu gebruik op maximaal 35 A. Voor
het lassen met grotere spanningsniveaus bekijkt u de bedrijfscyclus tabel.
• De bedrijfscyclus (Zie specificaties) geeft aan hoeveel minuten het apparaat, in
een periode met een x-aantal minuten, kan lassen.
• Wanneer de inverter wordt overbelast en/of wanneer de bedrijfscyclus
wordt overschreden schakelt de inverter zich vanzelf uit en het
oververhittingsindicatielicht (7) zal gaan branden.
• Geef het apparaat de tijd om af te koelen. De automatische uitschakeling wordt
weer hersteld en het oververhittingsindicatielicht gaat uit wanneer de inverter
weer klaar is voor gebruik.
• Het gebruik op verlaagde spanningsniveaus en het behouden van een goede
ventilatie maximaliseert de bedrijfscyclus.
Voorbereiden op het lassen
• Zorg ervoor dat de delen die gelast moeten worden schoon zijn en vrij van roest,
verf of andere deklagen.
• Alle delen dienen goed ondersteund te worden, zodat er een ruimte van
ongeveer 1 mm is op de plaats waar u de lasverbinding wilt vormen.
• Controleer of er geen brandbare materialen in de buurt van het werkgebied zijn.
• Bevestig de aardeklem (5) op een schoongemaakt gebied van een van de delen,
zo dicht mogelijk als werkbaar is bij waar de las komt.
• Knijp de elektrodeklem (4) om de bek te openen. Plaats een elektrode in de
bek en laat los. De elektrode dient goed vast te zitten, met het schone metalen
gedeelte in de klem (niet het deel met de coating).
26
26
• Zorg ervoor dat er zowel een verantwoordelijke persoon als een goed werkende
brandblusser ter plaatse is.
• Verbind de machine met de stroom.
Lassen
WAARSCHUWING: Een lasapparaat correct hanteren is een technische
vaardigheid. Een niet correct gehanteerd lasapparaat kan zeer gevaarlijk zijn. De
informatie die hieronder vermeld staat, bestaat alleen uit algemene richtlijnen. Als
u er niet volledig van overtuigd bent dat u dit gereedschap veilig kunt hanteren,
GEBRUIK HET DAN NIET.
• Draai de spanning controleknop (2) vanuit de uit stand naar rechts naar de
benodigde stand. stroom indicatorlicht (8) zal branden.
• Houd de elektrodeklem (4) in uw ene hand en het gezichtsmasker in de andere
hand.
• Plaats de staaf in een hoek van ongeveer 80˚ op het oppervlak, waarbij de punt
zich op ongeveer 30 mm van het metaal bevindt.
• Houd het masker voor uw gezicht, en tik de staaf tegen het metaal aan.
• Er moet nu een boog ontstaan tussen het metaal en de punt. Probeer de punt
van de staaf op eenzelfde afstand van het metaal te houden als de dikte van de
staaf. Houd de boog 1-2 seconden in stand, haal dan de staaf weg.
• Laat het lasapparaat enigszins afkoelen en haal het masker van uw gezicht. Als
de instellingen correct waren, is er een ronde "punt las" gevormd.
• Als de las niet volledig is doorgedrongen in het metaal, dient u de
stroominstelling te verhogen. Als er een gat in het metaal is gemaakt, dient u de
stroominstelling te verlagen.
• Oefen het maken van 'puntlassen' totdat u zich vertrouwd voelt met de machine
en met het selecteren van instellingen.
• Om een 'naad las' te vormen, houd u de boog langer in stand en beweegt u
tegelijkertijd de staaf langzaam voorwaarts. De snelheid waarmee de staaf
wordt bewogen, is cruciaal voor het verkrijgen van een goede las.
• Als de instellingen van de machine correct zijn, zou de boog stabiel moeten
zijn en een knetterend geluid moeten produceren. Vergeet niet dat u de
elektrodeklem langzamerhand dichter naar het metaal moet schuiven wanneer
de staaf wordt opgebruikt.
• Zodra de lasrups compleet is, schakelt u de lasmachine uit door de spanning
controleknop (2) volledig naar links te draaien. Het groene lampje (8) zal nu
uitgaan.
• Verwijder slakken met een bikhamer of draadborstel. Probeer niet over
lasrupsen te lassen, tenzij deze goed zijn schoongemaakt.
• Het maken van nette lassen van hoge kwaliteit is een vaardigheid die tijd kost
om te leren beheersen. Oefening en een goede voorbereiding helpen u om
goede lassen te maken.
Foutopsporing
Bij het optreden van problemen volgt u de volgende stappen op:
• Controleer of de lasspanning geschikt is voor het type en diameter elektrode
dat wordt gebruikt.
• Controleer of de stroom is ingeschakeld en het stroom indicator lampje brand.
Wanneer het lampje niet brand is er een fout in de stroomtoevoer. (Een zekering
is mogelijk gesprongen).
• Controleer of de juiste spanning, als aangegeven op het gegevensplaatje van de
lasmachine, gebruikt wordt.
• Controleer of de werkcyclus niet is overschreden en of de thermische
stroomonderbreking in werking is.
• Controleer of de kabels niet beschadigd zijn en er geen kortsluiting veroorzaakt
wordt.
• Controleer of alle aansluitingen juist zijn. Let daarbij vooral op de werk klem.
Deze hoort juist op het werkstuk geklemd te zijn zonder enig vet, verf of andere
middelen die kunnen zorgen voor een slechte aansluiting.
Onderhoud
WAARSCHUWING: Haal de stekker van de machine uit het stopcontact voordat u
demachine reinigt of enig onderhoud uitvoert.
Reinigen
• Houd uw machine schoon. Haal stof of vuildeeltjes altijd weg, en zorg ervoor
dat de ventilatieopeningen niet geblokkeerd raken. Gebruik een zachte borstel
of een droge doek om de machine schoon te maken. Indien beschikbaar, kunt u
schone, droge compressielucht door de ventilatieopeningen blazen.
Verwijdering
• Elektronische apparaten mogen niet met uw huishoudelijk afval worden
weggegooid.
• Neem contact op met uw gemeente voor informatie betreffende de verwijdering
van elektrisch gereedschap.