De kleur van de op de klemmen 6 & 8 aangesloten draden kan worden omgewisseld afhankelijk van de draai-
richting van de motor
5.2. CONNECTOR CN2
Deze connector dient voor de aansluiting van de optionele encoder. De connector moet correct worden georiën-
teerd, forceer hem niet.
De kaart wordt geleverd met een standaard parameterinstelling die voorziet in het gebruik van de encoder, "A0" (zie
paragraaf 10). Als u de encoder niet wilt gebruiken, wijzig dan de waarde van de parameter "A" zoals beschreven in
paragraaf 10 en laat deze connector vrij.
Deze contacten mogen absoluut niet worden doorverbonden.
De gevoeligheid van de detectie van het obstakel wordt op vier niveaus geregeld door parameter "b" te wijzigen,
zie paragraaf 0.
5.2.1. werking van de encoder
Het gebruik van de encoder verhoogt het veiligheidsniveau van het automatische systeem nog verder.
Deze voorziening is zowel tijdens het sluiten als tijdens het openen van het automatische systeem op de volgende
wijze actief:
In sluitingsfase
Als tijdens het sluiten van het automatische systeem een obstakel gedetecteerd wordt, grijpt de encoder in door de
beweging van het automatische systeem om te keren tot het helemaal open is, zonder de eventuele automatische
sluiting te deactiveren.
Als er drie keer ingegrepen wordt, gaat het automatische systeem op STOP wanneer het helemaal open is en deac-
tiveert de eventuele automatische sluiting. Om de normale werking te herstellen, moet een impuls OPEN of CLOSE
gegeven worden na het obstakel verwijderd te hebben.
In openingsfase
Als tijdens het openen van het automatische systeem een obstakel gedetecteerd wordt, grijpt de encoder in door de
beweging van het automatische systeem om te keren tot het helemaal gesloten is.
5.3. KLEMMENBLOK CN3
5.3.1. e
indschakelaar voor het openen
Klem "12". Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschake-
laar voor het openen aan. Deze schakelaar grijpt in de openingsbeweging van
de slagboom in door deze beweging te stoppen.
Als de eindschakelaar eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem
de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang wordt gesignaleerd
door de led FCA.
De eindschakelaar FCA mag niet worden gebruikt als begin van het ver-
traagde traject, maar uitsluitend om te stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem
dat de eindschakelaar is aangesloten.
5.3.2. g
eMeenschappelijk contact eindschakelaar
Klem "13". Sluit op deze klem de draad van het gemeenschappelijke contact
van de eindschakelaar aan.
Deze klem mag uitsluitend worden gebruikt voor het gemeenschappelijk contact van de twee eindschakelaars.
Gebruik het niet als negatief contact voor andere inrichtingen.
5.3.3. e
indschakelaar voor het sluiten
Klem "14". Sluit op deze klem de draad van het N.C.-contact van de eindschakelaar voor het sluiten aan. Deze
schakelaar grijpt in de sluitingsbeweging van de slagboom in door deze beweging te stoppen. Als de eindschakelaar
eenmaal is geactiveerd, vervolgt het automatisch systeem de manoeuvre nog 2 seconden. De status van deze ingang
wordt gesignaleerd door de led FCC.
De eindschakelaar FCC mag niet worden gebruikt als begin van het vertraagde traject, maar uitsluitend om te
stoppen.
Het is absoluut noodzakelijk voor de werking van het automatisch systeem dat de eindschakelaar is aangeslo-
ten.
Fca
coMF
Fcc
79