Op de centrale zitten 8 controleleds waarmee de status van de ingangen kan worden weergegeven. In de tabel
hieronder is de betekenis van de verschillende leds weergegeven
LED
FCA - Eindschakelaar voor het
openen FCA
FCC - Eindschakelaar voor het
sluiten FCC
CLOSE - ingang CLOSE
OP/CL - Ingang OPEN/CLOSE
FSW - Ingang veiligheidsvoorzie-
ningen FSW
STOP - Ingang STOP
DL7 - Ingang radio OPEN/CLOSE
DL8 - Ingang radio CLOSE
De conditie van de leds met het automatisch systeem gesloten in de ruststand is vetgedrukt weergegeven.
Als er geen STOP-veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten, moeten de klemmen 8 & 20 worden ver-
bonden. De led STOP moet altijd branden.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moeten de klemmen 7 & 20 worden verbonden.
De led FSW moet altijd branden.
De besturingseenheid heeft een ruim display met achtergrondverlichting waarmee de verschillende bedrijfsparameters
van het automatisch systeem kunnen worden weergegeven en geprogrammeerd. Daarnaast geeft dit display, tijdens
de normale werking van het automatisch systeem, constant de status van het systeem weer. In de volgende tabel zijn
alle indicaties aangegeven die tijdens de normale werking op het display worden weergegeven:
Weergegeven waarde
– –
Automatisch systeem gesloten in ruststand
O P
Automatisch systeem gaat open of is open
t c
Automatisch systeem open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geselecteerd)
C L
Automatisch systeem gaat dicht
Verwarming motor, wordt alleen weergegeven tijdens de verwarmingsfase (zie de volgende
r r
paragraaf om de werking te activeren)
Verzoek om assistentie wordt alleen weergegeven als de bijbehorende parameter is geactiveerd
A S
en als het ingestelde aantal cycli is bereikt.
IDe bedrijfsparameters en hun programmering worden op het display van de besturingseenheid weergegeven met
twee tekens: een letter, hoofdletter of kleine letter, en een cijfer. De letter identificeert de bedrijfsparameter die wordt
gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde aangeeft. Als op het display bijvoorbeeld "A2" wordt afgelezen,
betekent dit dat de parameter "A" wordt gewijzigd, werking met of zonder encoder en kracht motor, en dat de
ingestelde waarde op dat moment "2" is.
Volg de volgende procedure om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters, als het systeem voor
het eerst in bedrijf wordt gesteld:
1.
Schakel de voeding naar de installatie in en controleer of alle leds zich in de in paragraaf 8 weergegeven toe-
stand bevinden.
2.
Controleer of het display de waarde "– –", automatisch systeem in de ruststand, weergeeft.
3.
Druk de knop P1 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam van de eerste parameter verschijnt.
4.
Druk op de knop P2 om de ingestelde waarde te wijzigen.
Druk op knop P1 om naar de volgende parameter te gaan.
5.
6.
Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid automatisch
de regelmodus. Het is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P1 door alle parameters
te lopen. Wanneer het display de waarde "– –" weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking.
In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven:
8. CONTROLELEDS
AAN
Eindschakelaar openen niet inge-
schakeld
Eindschakelaar sluiten niet ingeschakeld Eindaanslag sluiten ingeschakeld
Ingang actief
Ingang actief
Veiligheidsvoorzieningen niet inge-
schakeld
Ingang niet actief
Radiokanaal actief
Radiokanaal actief
9. WERKING VAN HET DISPLAY
Status automatisch systeem / beschrijving
0. BEDRIJFSPARAMETERS
83
UIT
Eindschakelaar openen ingeschakeld
Ingang niet actief
Ingang niet actief
Veiligheidsvoorzieningen ingeschakeld
Ingang actief
Radiokanaal niet actief
Radiokanaal niet actief