Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecon-
troleerd te worden en bij eventuele gebre-
ken dient het transportbedrijf en de verze-
keringsmaatschappij hiervan schriftelijk op
de hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeenkom-
stig de door de gemeente vast-
gelegde milieuvoorschriften afge-
voerd te worden.
Waarschuwingssymbolen
Deze symbolen waarschuwen u voor mo-
gelijk gevaarlijke situaties; men dient van de
betekenis van deze symbolen op de hoogte
te zijn en hier rekening mee te houden.
Afb. 1
Dit symbool wijst op risico's of gevaren die
met elektriciteit te maken hebben.
Afb. 2
Let op: het toestel is met afstandsbediening
uitgerust en kan mogelijk ingeschakeld wor-
den. De netspanning dient twee minuten
voordat men het toestel openmaakt, uitge-
schakeld te worden zodat ieder contact met
de draaiende turbine van de ventilator uit-
gesloten is.
Afb. 3
Let op: het is verplicht, alvorens enige han-
deling aan het toestel uit te voeren, eerst
de aanwijzingen door te lezen.
Afb. 4
Let op: ventilator in beweging.
Afb. 5
Let op: de hete oppervlakken niet aanraken.
Afb. 6
Let op: mogelijke gaslekkage door een on-
eigenlijke handeling.
Afb. 7
Let op: aandrijving met riemschijven en rie-
men.
Verdamperunits
Plaats
Het toestel bij voorkeur dicht bij een buiten-
muur geplaatst te worden om het installe-
ren en de afvoer te vergemakkelijken.
Bevestiging van de binnenunit
aan het plafond
Bij het bevestigen dient het toestel volledig
horizontaal gehouden te worden of iets
schuin aflopend naar de afvoer toe om mo-
gelijk druppelen van condenswater te ver-
mijden (een waterpas gebruiken).
Het is belangrijk veel zorg te besteden aan
de steun van het toestel tegen het plafond.
Let erop dat het plafond stevig genoeg is
18
om het gewicht van het toestel te kunnen
dragen. Alvorens het toestel op te hangen,
controleren of elke gemonteerde bout goed
vast zit.
Luchtkanalen van de binnen-
unit
1.- De kanalen aansluiten en deze met be-
hulp van een flexibele slang, bij voor-
keur van een niet-brandbaar materiaal,
isoleren teneinde contacttrillingen af-
komstig van het apparaat zelf tegen te
gaan. Indien de kanalen uit buigzaam
materiaal vervaardigd zijn, zullen deze
geen trillingen overdragen.
2.- Geadviseerd wordt om bij elke
vertakking van het uitblaaskanaal een
regelklep aan te brengen om het sys-
teem uit te balanceren.
3.- Gelieve ervoor te zorgen dat de unit
goed toegankelijk is voor schoonmaak-
werkzaamheden en het vervangen van
de luchtfilters.
Afvoeraansluiting
Op de verdamperunit dient een afvoerleiding
voor het condenswater aangesloten te wor-
den.
De afvoerleiding met een sifon installeren.
Een minimal niveauverschil van 25 mm aan-
houden tussen de hoogte van de aanslui-
ting van het apparaat en de leiding achter
de sifon (zie afb. 8).
Er dient een toegang gemaakt te worden
om aan het begin van ieder seizoen de sifon
met water te vullen.
De afvoerleiding dient met een minimale
afschot van 2 cm per meter gelegd te wor-
den.
Isoleren van de afvoerleiding
De afvoerleiding dient geïsoleerd te worden
om schade aan de woning door het
condenswater te voorkomen. afb. 9.
Controleren of het water goed afgevoerd
wordt. afb. 10.
Aansluiting van de toestel-
len
Aansluiting van de toestellen
Na het uitvoeren van de montage-
werkzaamheden dient het koelcircuit bij de
split-systeem toestellen volledig afgedicht
te zijn om lekkages te vermijden.
Hierdoor kunnen de optimale prestaties bij
een minimaal verbruik verkregen worden
terwijl tevens ernstige storingen in het toe-
stel vermeden worden. Daarnaast is het een
milieubewuste voorzorgsmaatregel.
Elektrische installatie
Elektrische aansluitingen
In elk geval dienen de geldende landelijke
voorschriften in acht genomen te worden.
Elke airconditioner wordt met een schakel-
kast geleverd die op de spanning aange-
sloten wordt door middel van een hoofd-
schakelaar met zekeringen of een automa-
NL
tische schakelaar.
Het verwarmingselement, indien aanwezig,
dient gemonteerd te worden met een net-
spanningleiding en schakelaars die onaf-
hankelijk van de voedingsspanning van de
airconditioner zijn.
Aansluitschema's vermogen
en thermostaat
Vermogen
BUITENUNIT
L1
L1
L2
L2
L3
L3
400V, 3 ~, 50Hz,N,
2
4
6
U1
V1
W1
MOTOR BINNENVENTILATOR
AANSLUITING
Thermostaat
Contactstrip regelplaat buitenunit
SCOC-076K t/m 180K, SCOH-70K t/m 300K
X2
X1
AL
W
O/B
Y2
AL
W
O/B
X2
X1
Y2
Thermostaat DPC-1
WAARSCHUWING
Losse kabels kunnen tot storingen in de
werking van het toestel en oververhitting
bij de aansluitklemmen leiden. Bovendien
bestaat er brandgevaar. Let er dus op dat
alle kabels goed vast zitten.
Sluit het toestel niet op de stroom aan en
stel het niet in bedrijf alvorens de buizen
aangesloten en elektrische aansluitingen
gemaakt zijn.
Zorg ervoor dat de elektrische voeding bij
de units goed aangesloten is zoals in de
schakelschema's te zien is.
Alvorens het installeren als
beëindigd te beschouwen
Controleren of:
- De spanning altijd tussen 198 -
254 V bij toestellen op 230 V
ligt en tussen 342 - 436 bij toe-
stellen op 400.
- De doorsnede van de net-
spanningkabels
overeenkomt met de in de des-
betreffende schakelschema's
aanbevolen doorsnede.
N
KM2 (SCOC-076K en 090K)
KM2 (SCOH-070K t/m 120K)
KM3 (SCOC-150K en 180K)
KM3 (SCOH-150K t/m 300K)
G
Y1
B
R
Y1
G
B
R
minimaal