6. Voorzorgsmaatregelen bij bedrading
1. Zorg ervoor dat u de stroom uitschakelt voordat u de bedrading regelt.
2. Wees in het bijzonder voorzichtig met het leiden van de bedrading.
Houd deze goed uit de buurt van de motor, de uitlaat enzovoort. Hitte kan de
draden beschadigen.
3. Als de zekering springt, controleert u of de bedrading juist is.
Als een zekering is gesprongen, vervangt u deze door een nieuwe zekering
met dezelfde stroomsterkte als de oorspronkelijke (15 A-ZEKERING).
4. Verwijder om de zekering de vervangen de oude zekering aan de achterkant
van de eenheid en plaats de nieuwe. (Figuur 8)
OPMERKING:
Er zijn verschillende types zekeringhouder. Zorg ervoor dat de batterijzijde geen
contact maakt met andere metalen onderdelen.
Na de aansluiting zet u het koord ter bescherming
vast met een klem of met isolatietape.
Zekeringhouder
LET OP
Zekering
(15 A-zekering)
Figuur 8
NX501E/NZ501E
61