Publicidad
1. INLEIDING ---
Nederlands
Een koppeling moet op de juiste manier geselecteerd worden aan de hand van selectietabel A 103, A 104
en A 105 en de bijbehorende tabel (A121). Deze documenten zijn beschikbaar in de catalogus voor kop-
pelingen ESCODISC, of op onze website « www.escocoupling.com ». In dit document worden de maxi-
male cijfers voor uitlijningsfouten bij montage gegeven (zie punt 4: montage). In de ESCODISC catalogus
worden de max. cijfers voor uitlijningsfouten tijdens werking (combinatie van radiaal, hoek en axiaal) ge-
geven. Max. waarden voor uitlijningsfouten mogen niet gelijktijdig toegepast worden, zoals vermeld staat
in selectietabel A 104. Bij veranderingen of aanpassingen die door een ander dan ESCO op de koppeling
uitgevoerd zijn, is het de verantwoordelijkheid van de klant om de koppeling zo af te stellen en te produce-
ren dat veilige koppeloverbrenging en afwezigheid van onbalans die invloed kan hebben op de levensduur
van de koppeling en de aangesloten apparaten, gegarandeerd wordt. Het is de verantwoordelijkheid van
de klant ervoor te zorgen dat het materiaal van de as en de spie, de maat en de tolerantie afgestemd zijn
op de toepassing. De maximale boringcapaciteit wordt in de catalogus gegeven. Als de spie-montage
niet door ESCO wordt berekend en uitgevoerd, dan is het de verantwoordelijkheid van de klant ervoor
te zorgen dat de naafl engte, de boringmaat en de machinetoleranties het koppel zullen overbrengen. Als
de perspassing niet door ESCO is berekend en uitgevoerd, is het de verantwoordelijkheid van de klant
ervoor te zorgen dat de perspassing en bijbehorende toleranties het koppel zullen overbrengen en niet
boven de toelaatbare druk van het naafmateriaal uitkomen. De naven moeten axiaal vastgezet zijn op
de as met een afstelschroef, een kopplaat of voldoende passing. Wanneer de spacer niet door ESCO
is geleverd, is het de verantwoordelijkheid van de klant de juiste maat te produceren zodat een veilige
koppeloverbrenging en afwezigheid van onbalans, die invloed kan hebben op de levensduur van de schij-
ven, gegarandeerd wordt. Het is de verantwoordelijkheid van de klant de koppeling te beschermen met
pex, een koppelingsbeschermer, en zich te houden aan de plaatselijke veiligheidsvoorschriften voor de
bescherming van draaiende onderdelen.
2. VOORBEREIDING
Zorg voor conformiteit van de geleverde apparatuur:
--- Controleer de maat en conformiteit van de koppeling (zie de catalogus of de website).
--- Identifi ceer alle beschadigde en/of ontbrekende onderdelen.
--- Controleer de conformiteit van de interfaces van de koppeling/machine.
De originele bescherming van de koppeling is goed voor opslag binnen droog, gedurende 18 maan-
den, binnen vochtig, gedurende 12 maanden, buiten overdekt: 9 maanden en buiten niet overdekt 3
maanden. Voor langere periodes is het de verantwoordelijkheid van de klant om de onderdelen goed
te beschermen. De instructies zijn onderdeel van de levering van de koppeling. Zorg dat er geldige en
volledige instructies voor montage, bediening en onderhoud beschikbaar zijn. Zorg dat de instructies
goed begrepen zijn. Neem in geval van twijfel contact op met ESCO. De montage, demontage en het
onderhoud moeten uitgevoerd worden door gekwalifi ceerde, getrainde en competente monteurs. Alvo-
rens te starten met de montage, demontage en het onderhoud, controleert u de beschikbaarheid van
het benodigde gereedschap:
--- Voor het hanteren van onderdelen
--- Voor het monteren van interfaces
--- Voor het uitlijnen van de koppeling
--- Voor het aandraaien van de schroeven en moeren.
3. WAARSCHUWINGEN
Zorg vóór het verwijderen van de koppelingsbeschermer en het doorgaan met de montage-, bedienings-
of onderhoudshandeling van de koppeling, dat het volledige systeem helemaal uit-geschakeld is en
defi nitief is afgesloten van mogelijke rotatiebronnen zoals bijvoorbeeld:
--- Elektrische voeding.
--- Effect door remverlies.
Zorg dat iedereen in de omgeving van de apparatuur op de hoogte is van het onderhoud of de montage
(bijvoorbeeld door middel van waarschuwingen op de juiste plaatsen).
Bij gebruik in explosieve atmosferen
genomen worden. Deze worden beschreven in een extra bijlage (IM/A 100-Ex) bij de huidige
instructies van de koppelingen, aangeduid met:
4.0. WAARSCHUWING
4.0.1 De subeenheid van het pakket (1) inclusief de fl ens DP (1.1) schijven (1.2), sandwichfl ens (1.3) en
bouten en moeren (1.4) moeten beschouwd worden als één enkel onderdeel. Bouten zijn in de fabriek
aangedraaid voor een maximale koppeloverbrenging en een oneindige levensduur. Deze kan niet ge-
demonteerd worden. Alle externe interventie met deze subeenheid (aandraaien van bouten en moeren,
scheiden van onderdelen ) leidt automatisch tot het vervallen van de leveranciersgarantie. De klant is
dan volledig verantwoordelijk voor alle bedrijfsrisico's en schade.
4.0.2 De pakketsubeenheid (1) wordt samengedrukt en vastgezet met vervoerschroeven (15), gele-
verd. Deze opstelling beschermt fl exibele schijven tijdens opslag en vervoer en vergemakkelijkt de mon-
tage. Deze vervoerschroeven (15) moeten verwijderd worden bij de montage en voor het starten van de
machines (zie punt 4.1.5.).
4.0.3 Als de koppeling wordt geleverd met een ruwe boring, dan moeten de boring en de spiebaan in de
naven (8) en (9) bewerkt worden. Bij het bewerken van de boring, moet het oppervlak gemarkeerd met
een (M) als draaireferentie genomen worden.
4.0.4 Het is de verantwoordelijkheid van de klant om de koppeling te beschermen en zijn apparatuur
aan te passen aan de plaatselijke veiligheidsrichtlijnen.
4.1. MONTAGE
4.1.1 Monteer naven (8) en (9) op hun respectievelijke assen, op de juiste plaats (zie fi g. 6). Het naaf-
oppervlak moet gelijk zijn met het asuiteinde. Neem in geval van twijfel contact met ons op. Zet de
afstelschroef op de spie met Loctite en draai goed aan. Raadpleeg bij perspassing ESCO voor de juiste
instructies.
4.1.2.Zet de units die aangesloten moeten worden op hun plaats en controleer afstand G tussen de
naven. Zie de tabellen of de goedgekeurde tekening voor de juiste afstand G, aan de hand van het soort
koppeling. Neem in geval van twijfel contact met ons op.
4.1.3 Lijn de twee assen uit met een aanwijzer. De uitlijningsexactheid (X, Y - Z) wordt gegeven in de
uitlijningstabellen (fi g. 6).
4.1.4 Zorg dat beide spaceruiteinden (2) en de DP-fl ens (1.1) volledig ontvet zijn. Monteer (zie fi g.
2) naafsubeenheden (1) op de spacer (2) met schroeven (3) en vulringen (4). Draai de schroeven (3)
gelijkmatig aan (aanhaalmoment T3). Zie de tabel voor het juiste aanhaalmoment (spacer T3 Nm) en
fi ttingmaat (s mm).
4.1.5 Zorg dat beide naafoppervlakken (8) en (9) en de sandwichfl ens (1.3) volledig ontvet zijn. Zet een
zwevende eenheid tussen de twee naven (fi g. 3). Verwijder de vervoerschroeven (15) met de ringen
(17) en de vervoerinzetstukken (16) bij elk uiteinde (fi g. 4). De zwevende eenheid moet op zijn plaats
gehouden worden door twee naven (8) en (9). Als dit niet gedaan wordt, dan is de afstand tussen de
naven en/of de uitlijning verkeerd en moet deze gecorrigeerd worden (zie punten 1.3 en 1.4).
4.1.6 Zet de 6 of 8 schroeven (5) en vulringen (6) en/of de 6 of 8 schroeven en moeren (7) (volgende
geval) in elke naaf (fi g. 5). Draai de schroeven (5) of (7) gelijkmatig aan (aanhaalmoment T5). Zie de
tabel voor het juiste aanhaalmoment T5 Nm en inbussleutel (s mm).
4.1.6a MONTAGE DPULE (beperkt en zwevend)
Tijdens de montage van elke 6 of 8 schroeven (5) en vulringen 96) en/of elke 6 of 8 schroeven en moeren
(7) (volgende geval) aan elke kant, zet u één « axiale begrenzer kort » tussen de DP-fl ens (1.1) en de
sandwichfl ens (1.3) van de pakketsubeenheid (1) en één « axiale begrenzer lang » in elke opening van
de DP-fl ens (1.1) (fi g. 7). Draai de schroeven (5) of (7) gelijkmatig aan (aanhaalmoment T5). Zie de tabel
voor het juiste aanhaalmoment T5 Nm en inbussleutel (s mm).
4.1.7 Controleer nogmaals de uitlijning en de axiale afstand door de max. waarde H1 en de min. waarde
H2 te meten van de afstand tussen de fl ens DP (1.1) en de sandwichfl ens (1.3) (zie fi guur 5). Zie de
uitlijningstabel voor de toegestane waarden.
5. BEDIENING, INSPECTIE EN ONDERHOUD
5.1. BEDIENING EN ONDERHOUD
Onderhoud is niet nodig, maar het is wel aan te raden de uitlijning (zie punt 4.1.7) en het aanhaalmoment
van de schroeven (5) (zie punt 4.1.6) te verifi ëren na de eerste bedrijfsuren. Inspecteer elke 6000 uur of
12 maanden de externe schijven of het schijfpakket op slijtagebarsten en verifi eer de uitlijning.
5.2. DEMONTAGE EN INSPECTIE
Elke 12.000 uur of elke 24 maanden.
5.2.1 Verwijder de 6 schroeven (5) of (7) (afhankelijk van het geval) aan elke kant. Zet de vervoer-
schroeven (15) en vervoerinzetstukken (16) op hun plaats en draai de schroeven (15) aan om de pak-
ketsubeenheid samen te drukken (1). Let op: de minimale afstand H0 in stationaire toestand, tussen de
fl ens DP (1.1) en de sandwichfl ens (1.3) mag nooit minder zijn dan de H0-waarde gegeven in de tabel.
5.2.2 Verwijder de zwevende eenheid (2) en inspecteer de schijven (1.2) zonder de naafsubeenheid (1)
te ontkoppelen (zie punt 4.0.1). Bij schade moet de volledige subeenheid (1) vervangen worden.
, moeten speciale beschermende maatregelen in acht
.
1. EINFÜHRUNG --- Deutsch
Die Kupplung ist gemäß den Tabellen A103, A104 und A105 und entsprechend der Tabelle A121
auszuwählen. Diese entnehmen Sie dem ESCODISC-Katalog oder unserer Website www.escocoupling.
com. Die max. Verlagerung bei der Montage wird in diesem Dokument angegeben (siehe Pos. 4. - Montage).
Die max.. Verlagerung unter Betriebsbedingungen (Kombination von radialer, Winkel- und Achsverlagerung)
wird im ESCODISC-Katalog angegeben. Die max. Verlagerungwerte dürfen nicht gleichzeitig auftreten, wie
in Auswahltabelle A104 erwähnt. Bei Änderungen oder Anpassungen der Kupplung, die nicht von ESCO
durchgeführt werden, trägt der Kunde die Verantwortung für die korrekte Dimensionierung und Herstellung,
damit eine sichere Drehmomentübertragung gewährleistet und Unwuchten vermieden werden, die die
Lebensdauer der Kupplung und der mit ihr verbundenen Maschinen beeinträchtigen könnten. Der Kunde
ist ebenso dafür verantwortlich, dass das Material für Welle und Passfeder und die Abmessungen und
Toleranzen an den Einsatzfall angepasst sind. Die max. Bohrungen sind dem Katalog zu entnehmen.
Wenn die Passfeder nicht von ESCO berechnet und bearbeitet wird, hat der Kunde dafür Sorge zu tragen,
dass die Nabenlänge, die Bohrungsgröße und die zulässige Toleranzgrenze die Drehmomentübertragung
gewährleisten. Wenn der Pressverband nicht von ESCO berechnet und bearbeitet wird, hat der Kunde
dafür Sorge zu tragen, dass die Pressverband- und Bearbeitungstoleranzen die Drehmomentübertragung
erlauben und die zulässige Belastungsgrenze des Nabenmaterials nicht überschreiten. Die Naben sind
mit Hilfe von Stellschrauben, einer Endscheibe oder mit ausreichendem Pressverband auf der Welle zu
sichern. Wird das Zwischenstück nicht von ESCO geliefert, trägt der Kunde die Verantwortung für die
korrekte Dimensionierung und Herstellung, damit eine sichere Drehmomentübertragung gewährleistet und
Unwuchten vermieden werden, die die Lebensdauer der Lamellen beeinträchtigen könnten. Der Kunde hat
dafür Sorge zu tragen, dass die Kupplung z.B. durch eine Schutzvorrichtung gesichert wird und dass die
örtlichen Sicherheitsbestimmungen bezüglich Schutz der drehenden Teile beachtet werden.
2. VORBEREITUNG
Achten Sie darauf, dass die Kompatibilität der gelieferten Ausrüstung gewährleistet ist:
--- Prüfen Sie die Kupplungsgröße und die Übereinstimmung (siehe Katalog oder Website).
--- Achten Sie auf beschädigte und/oder fehlende Teile.
--- Prüfen Sie die Übereinstimmung der Kupplungs-/Maschinen-Schnittstellen.
Die Kupplungen sind ab Werk für folgende Lagerdauer konserviert: 18 Montage für Lagerung innen bei
trockener Umgebung; 12 Monate für Lagerung innen bei feuchter Umgebung; 9 Monate für Lagerung
außen, abgedeckt; 3 Monate für Lagerung außen, offen. Bei längeren Zeiträumen hat der Kunde dafür
zu sorgen, dass die Teile entsprechend geschützt werden. Die Bedienungsanweisungen sind Bestandteil
des Lieferumfangs. Achten Sie darauf, dass Sie gültige Einbau-, Betriebs- und Wartungsanleitungen
zur Verfügung haben und dass diese verstanden werden. In Zweifelsfällen wenden Sie sich an ESCO.
Montage, Demontage und Wartung sind von qualifi ziertem, geübtem und kompetentem Personal
durchzuführen. Vor Beginn der Montage, Demontage und Wartung ist zu prüfen, ob das erforderliche
Werkzeug für Arbeiten an den Teilen, Montage der Schnittstellen, Ausrichtung der Kupplung und das
Festziehen der Schrauben und Muttern zur Verfügung steht.
3. ACHTUNG!
Bevor der Kupplungsschutz entfernt und mit der Montage, dem Betrieb oder der Wartung der Kupplung
begonnen wird, ist darauf zu achten, dass das komplette System völlig abgeschaltet und weder von
Stromquellen gespeist noch von nachlassender Bremswirkung beeinträchtigt wird. Jeder, der den
Einfl ussbereich der Ausrüstung betritt, ist auf die jeweilige Wartungs- bzw. Montagesituation hinzuweisen,
z.B. durch Anbringung entsprechender Warnschilder.
Beim Einsatz in explosionsgefährdeter Umgebung
beachten. Entnehmen Sie diese der Anlage (IM/A100-Ex), die den Betriebsanleitungen der mit
markierten Kupplungen beigefügt ist.
4. MONTAGE
4.0 TECHNISCHE HINWEISE
4.0.1 Das Bauelement (1) mit Flansch (1.1), Lamellen (1.2), Flansch (1.3) und Schrauben und Muttern
(1.4) bildet eine nicht zu trennende Einheit. Die Schrauben sind werksseitig montiert für optimale
Drehmomentübertragung und unbegrenzte Lebensdauer. Eine Demontage darf nicht erfolgen. Jeder
Eingriff von außen an diesem Bauelement (das Anziehen von Schrauben und Muttern, das Entfernen
von Komponenten) führt automatisch zum Verlust jeglicher Garantieansprüche. In diesem Fall haftet der
Kunde für eventuelle Betriebsrisiken und Schäden.
4.0.2 Das Bauelement (1) wird nach der Montage zusammengeschoben und mit Transportschrauben
(15) zu einer starren Einheit verbunden. Diese Maßnahme schützt die fl exiblen Lamellen während der
Lagerung und des Transports sowie bei der Endmontage. Die Transportschrauben (15) sind vor der
Inbetriebnahme der Maschinen zu entfernen.
4.0.3 Bei der Fertigbearbeitung der Kupplungsnaben (8) und (9) ist darauf zu achten, dass die Nabe auf
dem mit (M) markierten Durchmesser aufgenommen wird.
4.0.4 Der Kunde ist für den Schutz der Kupplung verantwortlich sowie für die Anpassung der Ausrüstung
an die örtlichen Sicherheitsbestimmungen.
4.1 MONTAGE
4.1.1 Montieren Sie die Naben (8) und (9) auf die entsprechenden Wellen. Die genaue Position
entnehmen Sie der Abb. 6. Die Nabenfl ächen müssen mit dem Wellenende bündig sein. In Zweifelsfällen
wenden Sie sich an ESCO. Schrauben Sie die Stellschraube mit Loctite in die vorgesehene
Gewindebohrung und ziehen Sie diese korrekt an. Bei Pressverband Rücksprache mit ESCO.
4.1.2 Die zu verbindenden Maschinen sind entsprechend zu positionieren. Prüfen Sie den Abstand G
zwischen den Naben. Das Maß G für die jeweilige Kupplungsgröße ist der Tabelle oder einer geprüften
Zeichnung zu entnehmen. Im Zweifelsfall Rücksprache mit ESCO.
4.1.3 Richten Sie die beiden Wellen mit Hilfe einer geeigneten Ausrichtvorrichtung aus. Die max.
zulässige Verlagerung (X und Y - Z) entnehmen Sie der Tabelle (Abb. 6).
4.1.4 Die beiden Anlagefl ächen des Zwischenstücks (2) und der DP-Flansch (1.1) sind sorgfältig zu
entfetten. Montieren Sie das Bauelement (1) (siehe Abb. 2) mit den Schrauben (3) und Scheiben (4) auf
das Zwischenstück (2). Ziehen Sie die Schrauben (3) gleichmäßig fest (Schraubenanzugsmoment T3 in
Nm gemäß Tabelle).
4.1.5 Die beiden Nabenfl ächen (8) und (9) sowie der Flansch (1.3) sind sorgfältig zu entfetten.
Das Zwischenstück ist zwischen die beiden Naben zu setzen (siehe Abb. 3). Entfernen Sie die
Transportschrauben (15) mit den Schreiben (17) und den Distanzstücken (16) an beiden Enden. Das
Zwischenstück muss von den beiden Naben (8) und (9) in Position gehalten werden. Ist dies nicht
der Fall, dann ist der Abstand zwischen den Naben und/oder die Ausrichtung fehlerhaft und muss
entsprechend korrigiert werden (siehe Abschnitte 1.3 und 1.4).
4.1.6 Montieren Sie in jede Nabe (Abb. 5) die 6 oder 8 Schrauben (5) und 6 oder 8 Scheiben (6) und
/ oder die 6 oder 8 Schrauben und Mutter (7) (welche Anordnung zutrifft).Ziehen Sie die Schrauben (5)
oder (7) gleichmäßig fest. (Schraubenanzugsmoment T5 in Nm gemäß Tabelle).
4.1.6a Montage der axialspielbegrenzten DPULE Kupplung.
Bei der Montage der 6 oder 8 Schrauben (5) und Scheiben (6) und / oder der 6 oder 8 Schrauben und
Mutter n(7) (welche Anordnung zutrifft) in jeder Nabe, muss zusätzlich noch eine Axialspielbegrenzungsb
uchse (kurz) zwischen den DP Flansch (1.1) und den Flansch des Bauelementes und eine Buchse (lang)
in jedes Loch des DP Flansches (1.1) (Abb. 7) montiert werden. Ziehen Sie die Schrauben (5) oder (7)
gleichmäßig fest. (Schraubenanzugsmoment T5 in Nm gemäß Tabelle).
4.1.7 Die Verlagerung und der Abstand zwischen dem DP-Flansch (1.1) und dem Flansch (1.3) (siehe
Abb.) sind nochmals zu prüfen (H1 = max. Wert; H2 = min. Wert). Die zulässigen Werte entnehmen Sie
der Tabelle „Verlagerung".
5. BETRIEB, INSPEKTION UND WARTUNG
5.1. BETRIEB UND WARTUNG
Eine Wartung ist nicht erforderlich. Es wird jedoch empfohlen, die Ausrichtung (siehe 4.1.7) und das
Anzugsmoment der Schraube (5) nach den ersten Betriebsstunden zu überprüfen. Eine Kontrolle der
Lamellen auf Beschädigungen und Prüfung der Verlagerung sollte nach jeweils 6.000 Betriebsstunden
bzw. 12 Monaten erfolgen.
5.2. DEMONTAGE UND INSPEKTION
Nach jeweils 12.000 Betriebsstunden bzw. 24 Monaten.
5.2.1 Entfernen Sie die 6 Schrauben (5) oder (7) an beiden Seiten. Führen Sie die Transportschrauben
(15) und die Distanzstücke (16) ein und verschrauben Sie das Bauelement (1) wieder zu einer starren
Einheit. Dabei ist zu beachten, dass der Abstand H0 zwischen dem DP-Flansch (1.1) und dem Flansch
(1.3) im Stillstand nie kleiner sein darf als der in der Tabelle angegebene Wert.
5.2.2 Entfernen Sie das Zwischenstück (2) und prüfen Sie die Lamellen (1.2) ohne Demontage
des Bauelements (1) (siehe 4.0.1). Im Falle einer Beschädigung ist das komplette Bauelement (1)
auszutauschen
3
sind spezielle Schutzmaßnahmen zu
IM/A100-4
Publicidad
