2.
ZENDER VOORBEREIDEN
Open, nadat de zender is uitgepakt, de batterijruimte [4] met een
munt of schroevendraaier (afb. 2.1). Doe hier een 9V batterij PP3
soort in (let op polariteit).
Plaats het deksel terug op de batterijruimte.
3.
INSCHAKELEN EN BATTERIJ TEST
Om de zender aan te zetten, gebruik de AAN/UIT schakelaar [2] en
zet deze in de tussenliggende positie. Tegelijk controleren of de
ledindicatie [3] voor korte tijd oplicht.
Wanneer dit het geval is betekent het dat de batterij op de juiste wijze
geplaatst is en dat deze contact maakt. Als de ledindicatie [3] aanblijft
is de batterij leeg en moet onmiddelijk vervangen worden. Indien de
ledindicatie niet oplicht: Controleer de polen en herplaats de batterij
aangezien de batterij niet langer in staat is om spanning te leveren.
4.
PILOT TONE
Het draadloze systeem is gebaseerd op het ontdekken en
identificeren van een specifiek signaal (pilot tone) dat van de
eigen zender naar de ontvanger met dezelfde frequentie gestuurd
wordt. Het mutingsysteem activeert de ontvanger alleen als het
niveau van het signaal, dat opgevangen wordt door de antennes,
groter is dan de ingestelde drempel en de pilot tone opgespoord en
herkend wordt.
Op deze manier wordt voorkomen dat gekraak en gesis, dat te
wijten is aan ongewenste signalen die de antennes opvangen,
weergegeven wordt.
5.
ZENDERGEBRUIK
Controleer, nadat u de radiomicrofoonzender aangezet heeft, of de
bijbehorende ontvanger verbonden is met het zendsignaal (raadpleeg
hiervoor de gebruiksaanwijzing van de ontvanger).
Zet de schakelaar [2] op "ON" om het geluidssignaal van de
microfooncapsule te activeren en regel het geluidsniveau naar wens
via de ingangsbesturing van de mixer of versterker waarmee het
radiomicrofoonsysteem verbonden is.
Zet de schakelaar [2] op de tussenstand om de microfooncapsule uit
te schakelen.
Zet de zender na gebruik van het radiomicrofoonsysteem altijd uit
door de aan/uit schakelaar [2] op "OFF" te zetten.
Zo blijft de batterij langer opgeladen. Indien de zender lange tijd niet
gebruikt wordt, is het beter de batterij te verwijderen ter voorkoming
van oxidatie optreedt en zwavelzuurlekkages van de batterij.
UHF WIRELESS SYSTEMS
Afb. 2.1
6.
RAADGEVINGEN
Hier volgen enkele raadgevingen voor een optimaal gebruik van het
radiomicrofoonsysteem:
6.1 Houd de goede werking van de in de zender geplaatste batterij
altijd onder controle.
6.2 Houd
het
Squelch-niveau
bedrijfsomstandigheden toestaan (ontvangstgebied, obstakels,
laag niveau van batterij van de zender).
6.3 Verken de betrokken zone met de zender om na te gaan of er
geen "gaten" zijn in de ontvangst. Probeer de ontvangerantennes
zo goed mogelijk te oriënteren en zet de ontvanger op een voor
de ontvangst zo gunstig mogelijke plaats.
6.4 Ga tijdens de controle genoemd bij punt 6.3 ook na of er eventueel
akoestische terugslag (Larseneffect) plaatsvindt. Om dit
verschijnsel te verwijderen, wordt aangeraden één of meer van
de volgende werkwijzen te volgen:
– oriënteer de geluidsverspreiders anders;
– vergroot de afstand tussen de zendergebruikszone en de
dichtstbijzijnde verspreiders;
– verlaag het volumeniveau van de verspreidingsinstallatie.
7.
TECHNISCHE GEGEVENS
Draagfrequentie
Pilot tone
Soort modulatie
Respons in geluidsfrequentie (±3 dB)
Frequentiestabiliteit
Nominale vervorming
Uitgangsvermogen RF
Harmonische vervorming
Dynamischeband
Voeding
Opgenomen vermogen
Normale werkingsduur (uur)
Afmetingen
Gewicht
8.
LIJST VAN ONDERDELEN
CODE
BESCHRIJVING
UM116
Compleet binnenwerk
27/4384
Microfoon element
19/101
Schakelaar
41/511-N
Schakelaar-afdekhuls
27/4383-X(*)
Ass. complete circuit
41/479-N
Deksel batterijruimte
36/2129-NK
Batterij contacten (per paar)
36/2130-NK
(*) Frequentie.
9
altijd
zo
laag
als
UHF 433,05÷434,79 MHz bereik
32,768 kHz
FM (F3E)
50÷15000 Hz
±0,005% / 25°C
± 40 KHz bij 1kHz sinustoon
8 mW
< 1% bij nominale vervorming
100 dB
9V batterij IEC 6LR61
< 30 mA
Ø 52 x 250 mm
210 g
de
6÷8