In-/uitschakelen
Stel vóór het inschakelen de freesdiepte in(zie „Freesdiepte
instellen", Pagina 59).
Druk voor het inschakelen van het elektrische gereedschap
op de aan/uit-schakelaar (29) en houd deze ingedrukt.
Druk voor het vastzetten van de ingedrukte aan/uit-
schakelaar (29) op de vastzettoets (2).
Om het elektrische gereedschap uit te schakelen laat u de
aan/uit-schakelaar (29) los of indien deze met de
vastzettoets (2) is vergrendeld, druk kort op de aan/uit-
schakelaar (29) en laat deze dan los.
Constant Electronic
De Constant Electronic houdt het toerental bij onbelast en
belast lopen vrijwel constant en waarborgt een gelijkmatige
arbeidsvermogen.
Zacht aanlopen
Het elektronisch zacht aanlopen begrenst het draaimoment
bij het inschakelen en verlengt de levensduur van de motor.
Beveiliging tegen overbelasting
De overbelastingsbeveiliging verhindert bij extreme belas-
ting een niet toegestaan hoge stroomopname. Dit kan tot
een vermindering van het motortoerental en afgiftevermo-
gen leiden, in extreme gevallen tot motorstilstand.
Na ontlasting van het elektrische gereedschap draait de mo-
tor onmiddellijk tot op werktoerental of start de motor op-
nieuw op.
Nulspanningsbeveiliging
De nulspanningsbeveiliging voorkomt ongecontroleerd star-
ten van het elektrische gereedschap na een onderbreking
van de stroomtoevoer.
Voor de hernieuwde ingebruikname zet u de aan/uit-scha-
kelaar (29) in de uitgeschakelde stand en schakelt u het
elektrische gereedschap opnieuw in.
Ontgrendelingshendel (zie afbeelding C)
Het terugstellen van de ontgrendelingshendel (23) gebeurt
automatisch bij het loslaten. Voor een betere houdkracht
moet de ontgrendelingshendel (23) tot aan de aanslag te-
ruggetrokken worden. De houdkracht kan indien nodig bijge-
steld worden. Steek hiervoor een binnenzeskantsleutel
(4 mm) in de opening op de handgreep. Ter verhoging van
de houdkracht draait u de binnenzeskantsleutel rechtsom,
voor verlaging van de houdkracht linksom.
Freesdiepte instellen
De freesdiepte mag alleen bij uitgeschakeld elektri-
u
sche gereedschap ingesteld worden.
Ga als volgt te werk om de freesdiepte (zie afbeelding D en
E) grof in te stellen:
– Plaats het elektrische gereedschap met het gemonteerde
freesgereedschap op het te bewerken werkstuk.
– Zet het fijninsteltraject met de draaiknop (25) in het mid-
den. Draai hiervoor de draaiknop (25) tot de
markeringen (19) zoals te zien op de afbeelding overeen-
stemmen. Draai vervolgens de verdeelschaal (24) op 0.
Bosch Power Tools
– Zet de standenaanslag (9)
(19)
– Draai de schroef (15) op
zodat de diepteaanslag (14) vrij kan bewegen.
– Duw de ontgrendelingshendel (23) naar achter en be-
weeg de bovenfrees langzaam omlaag tot de frees (5) het
oppervlak van het werkstuk raakt. Laat de
ontgrendelingshendel (23) weer los om deze positie vast
te zetten.
– Duw de diepteaanslag (14) omlaag tot deze op de
standenaanslag (9) rust.
GOF 1250 LCE: Schakel de digitale diepte-aanduiding
met de aan/uit-schakelaar (18) in. Druk op de toets (16)
voor de instelling van het nulpunt van de
diepteaanslag (14).
GOF 1250 CE: Zet de schuif met de indexmarkering (27)
op stand 0 op de freesdiepteverdeelschaal (26).
– Zet de diepteaanslag (14) op de gewenste freesdiepte en
draai de schroef (15) op de diepteaanslag (14) vast.
GOF 1250 CE: Let erop dat u de schuif met de
indexmarkering (27) niet meer verstelt.
– Duw op de ontgrendelingshendel (23) en beweeg de bo-
venfrees naar de bovenste positie.
Bij grotere freesdiepten dient u meerdere bewerkingsstap-
pen met telkens een geringe spaanafname uit te voeren. Met
behulp van de standenaanslag (9) kunt u de freesbewerking
in meerdere standen verdelen. Stel daarvoor de gewenste
freesdiepte met de laagste stand van de standenaanslag in
en kies voor de eerste bewerkingsstappen eerst de hogere
standen. De afstand van de standen kan door het verdraaien
van de afstelschroeven (10) worden veranderd.
Na het proeffrezen kunt u door de draaiknop (25) te draaien
de freesdiepte exact op de gewenste maat instellen; draai
rechtsom voor vergroting van de freesdiepte, draai linksom
voor vermindering van de freesdiepte. De
verdeelschaal (24) dient daarbij ter oriëntatie. Een omwen-
teling komt overeen met een verstelafstand van 2,0 mm, een
van de deelstrepen op de onderste rand van de
verdeelschaal (24) komt overeen met een verandering van
de verstelafstand met 0,1 mm. De maximale verstelafstand
bedraagt ±8 mm.
Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn, bij
het proeffrezen kwam een freesdiepte van 9,6 mm naar vo-
ren.
– Draai de verdeelschaal (24) op 0.
– Draai de draaiknop (25) 0,4 mm/4 deelstrepen (verschil
uit gewenste en werkelijke waarde) rechtsom.
– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-
frezen.
GOF 1250 CE: Verander na het instellen van de freesdiepte
de positie van de schuif (27) op de diepteaanslag (14) niet
meer, zodat u altijd de huidige freesdiepte op de
verdeelschaal (26) kunt aflezen.
Nederlands | 59
op de laagste stand; de
standenaanslag klikt merk-
baar vast.
de diepteaanslag (14) los,
1 609 92A 57T | (28.10.2020)