LaserLiner 123155 Manual De Instrucciones página 17

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 32
9
Toepassingsaanwijzingen
– geleidende rubbercontacten volledig op het te meten materiaal leggen en met gelijkmatige en lichte
druk aandrukken voor een goed contact
- oppervlak van het meetproduct dient vrij van stof en vuil te zijn
- minimale afstand van 5 cm tot metalen voorwerpen aanhouden
- metalen buizen, elektrische leidingen en wapeningsstaal kunnen meetresultaten vervalsen
- metingen op meerdere meetpunten uitvoeren
10
Materiaalvocht bepalen
Op grond van de verschillen in hoedanigheid en samenstelling van de materialen moeten specifieke toe-
passingsaanwijzingen bij de bepaling van het vochtgehalte in acht genomen worden.
Cementestrik: het apparaat meet ook door tegels, linoleum, vinyl en hout, de meetwaarden worden
daarbij echter beïnvloed. De resulterende waarde moet dus als relatieve waarde worden aangezien om
vocht en vochtverlopen te kunnen lokaliseren.
Gipsbepleistering: het apparaat meet ook door behang en verf, maar niet door metaal (folies). De meet-
waarden kunnen worden beïnvloed, vocht kan echter door vochtverschillen in wanden heel goed worden
opgespoord. Daardoor kunnen conclusies met betrekking tot schade bijv. aan isolaties, dampschermen of
muurwerk worden getrokken.
Hout: De meting moet met de lange apparaatzijde parallel aan de nerf van het hout worden uitgevoerd.
De meetdiepte bij hout bedraagt max. 30 mm, maar varieert door de verschillende dichtheden van de
houtsoorten. Bij metingen aan dunne houten platen dienen deze naar mogelijkheid gestapeld te worden
omdat anders een te kleine waarde wordt weergegeven. Bij metingen aan vast geïnstalleerde resp.
ingebouwde houtsoorten zijn montagebonden en door chemische behandeling (bijv. met verf) verschil-
lende materialen bij de meting betrokken. De meetwaarden kunnen daarom slechts als relatieve waarden
beschouwd. Op deze wijze kunnen echter zeer goed verschillen in de vochtverdeling, mogelijke vochtige
plekken en dus bijv. schade in de isolatie worden gelokaliseerd.
De hoogste nauwkeurigheid wordt bereikt tussen 6 % ... 30 % materiaalvocht. Bij zeer droog hout
( < 6 %) kan een onregelmatige vochtverdeling worden vastgesteld, bij zeer nat hout (> 30 %) begint een
overstroming van de houtvezels.
Richtwaarden voor het gebruik van hout in % relatieve materiaalvochtigheid:
- toepassing buitenshuis:
– toepassing in niet verwarmde ruimten:
- in verwarmde ruimten (12 °C ... 21 °C):
- in verwarmde ruimten (> 21 °C):
Voorbeeld: 100% materiaalvocht bij 1 kg nat hout = 500 g water.
MoistureMaster
12% ... 19%
12% ... 16%
9% ... 13%
6% ... 10%
17
NL

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido