• Houd een afstand van ten minste 50 cm aan tot muren,
plafondbalken, inrichtingselementen en verlichting.
• In vertrekken van meer dan 60 m² en gangen langer dan 15 m
zijn meerdere melders nodig.
• De maximale inbouwhoogte bedraagt 6 m. Bij hogere plafonds
raden wij aan meerdere melders op verschillende niveaus
te monteren.
• Houd een afstand van ten minste 4 m aan tot open haarden en
kachels etc.
• Monteer eerst de sokkel in het midden van het plafond (Fig. 3).
• Bescherm de apparaten tegen boorstof.
• Plaats de melder op de sokkel en draai hem met de klok mee
tot hij vastklikt (Fig. 5.1).
• De rookmelder wordt met behulp van de ON/OFF- schakelaar
aan de onderkant (Fig. 4.1) automatisch ingeschakeld, zodra de
melder goed op de sokkel vast is geklikt (Fig. 5.1). De rode LED
licht ongeveer elke 35 seconde kort op (Fig. 5.2).
• Voer de testfunctie uit door de knop (Fig. 5.2) net zo lang
ingedrukt te houden (min. 3 sec.) tot u een luid, pulserend
alarmsignaal hoort (zie ook Test/onderhoud). Neem bij
technische problemen contact op met de fabrikant of
distributeur in uw land.
• Door de melder van de sokkel te nemen schakelt de rookmelder
na enkele seconden automatisch uit.
4 • INSTALLATIE EN INSTELLINGEN
Telkens als u een toets indrukt, klinkt een bevestigingstoon.
De toets (Fig. 5.2) heeft meerdere functies:
• Alarmsignaal 10 minuten uitzetten door de knop kort in te
drukken (max. 2 sec.) als het alarm afgaat of preventief om een
alarm te voorkomen. Tijdens deze 10 minuten klinkt ca. elke
35 seconden een korte pieptoon (herinneringssignaal).
• Een eventueel storingssignaal 12 uur uitzetten door de knop
kort in te drukken (max. 2 sec.).
• Testfunctie van de melder door de knop ingedrukt te houden
(min. 3 sec.) tot u een luid, pulserend alarmsignaal hoort.
U reset het apparaat door de testfunctie activeren (knop
minimaal 3 seconden ingedrukt houden tot u een luid, pulserend
alarmsignaal hoort) of door de melder 10 seconden van de
sokkel te nemen.
Uitzondering: Het eventuele storingssignaal van een lege batterij
kan niet worden gereset.
5 • TESTS/ONDERHOUD
• Bij de testfunctie wordt de melder volledig gecontroleerd
volgens DIN EN 14604: Controle van de werking van de
batterij, elektronische rookkasttest, controle van de elektronica etc.
• Een test dient minstens één keer per jaar te worden uitgevoerd
volgens de geldende toepassingsrichtlijn voor rookmelders
(in Duitsland: DIN 14676).
• Houd daartoe de knop (Fig. 5.2) ingedrukt (min. 3 sec.) tot u een
luid, pylserend alarmsignaal hoort (ca. 85 dB/3m).
• Het apparaat moet ongeveer één keer per jaar droog worden
afgenomen en van buiten met een stofzuiger worden gereinigd.
• Let op inrichtingselementen in een straal van 0,5 m die het
binnentreden van rook zouden kunnen belemmeren.
• In dat geval moet de montageplaats worden gecontroleerd
en eventueel worden aangepast, of de betreffende
inrichtingselementen moeten worden verwijderd.
• De melder voert permanent een automatische zelftest uit.
Hierbij worden onder meer de elektronica, de spanning, de
inwendige weerstand van de batterij en de
rookkastfunctie gecontroleerd.
NL
19