NL
op hellende, gladde of losse terreinen.
• Start de motor voorzichtig volgens de instruc-
ties in deze handleiding. Zorg dat lichaamsde-
len niet in contact met de rotors komen.
• Start de motor nooit in een afgesloten ruimte.
De koolmonoxide in de uitlaatgassen van de
motor is giftig en kan de dood tot gevolg heb-
ben.
• Draag nauwsluitende kleding en stevige sch-
oenen die de voeten helemaal bedekken.
• Bij het rijden op hellingen mag de tank slechts
voor de helft gevuld zijn. Anders kan er benzine
uit lekken.
• Schakel de motor in de volgende gevallen uit:
• Als u de machine onbewaakt achterlaat.
• Voordat u gaat tanken.
• Zorg altijd voor een goed steunpunt voor de
voeten, speciaal op hellingen.
• Controleer of niemand zich voor of naast de
machine bevindt als u de bladen start. Houd het
stuur stevig vast. De machine komt omhoog als
u de rotors start. Wees vooral voorzichtig bij het
achteruitrijden.
• Houd tijdens de werkzaamheden altijd een veil-
ige afstand tot de rotors aan. Door het stuur op
de beoogde manier vast te houden, voldoet u
aan deze veilige afstand.
• Bij werkzaamheden op hellingen moet iedereen
op een afstand van 20 m van de machine bli-
jven. De gebruiker moet het stuur voortdurend
met beide handen stevig vasthouden.
• Let bij werkzaamheden in een steenachtige of
harde grond nog beter op. De machine is dan
namelijk onstabieler.
• Raak de motor tijdens of na het rijden nooit aan.
Kans op brandwonden!
2.4 NA HET RIJDEN
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine
opslaat. Kans op brand!
• Verwijder vuil en vreemde materialen voordat u
de machine opslaat. Houd het gebied rondom de
benzinetank en de geluidsdemper schoon van
bladeren, olie, benzine of andere vreemde ma-
terialen. Kans op brand!
• Als u de benzinetank wilt legen, doe dat dan
buitenshuis en als de motor koud is. Kans op
brand!
• Bewaar de machine op een droge plaats. Sla de
machine niet met brandstof in de tank op in
ruimtes waar vuur, vonken of sterke warmte-
56
NEDERLANDS
bronnen voorkomen.
2.5 ONDERHOUD
• Voer regelmatig onderhoud uit. Zorg ervoor dat
alle schroeven en moeren altijd vastgedraaid zi-
jn.
• Gebruik altijd goede, originele reserveonderde-
len. U mag reserveonderdelen niet repareren.
Bij gebreken moet u ze vervangen. Inferieure
reserveonderdelen kunnen letsel veroorzaken.
Als de geluidsdemper beschadigd raakt, moet u
deze vervangen.
• In de volgende gevallen moet u eerst de motor
uitschakelen en vervolgens de bougiekabel
loskoppelen:
Als de rotors moeten worden afgesteld.
Als de machine moet worden gereinigd of
gerepareerd.
Bij de controle na een botsing met vaste, harde
voorwerpen. Voer de noodzakelijke reparaties
uit
voordat u met de werkzaamheden doorgaat.
Als de machine abnormaal begint te trillen.
Voer de
noodzakelijke reparaties uit voordat u met de
werkzaamheden doorgaat.
• Draag veiligheidshandschoenen bij werkzaam-
heden aan de rotors.
3 MONTAGE
3.1 Steunwielen
1. Plaats de steunwielen (2:T) in de houder en
bevestig deze aan de dieptepen (2:Q) met de
knop (2:R).
2. Monteer de eenheid op de machine en zet deze
op een geschikte hoogte vast met de knop (2:S).
3.2 Handgreepsteun
Monteer de handgreepsteun (3:U) op de machine.
Gebruik de vier bouten, moeren en ringen zoals
aangegeven in afb. 4.
3.3 Handgreep
1. Schuif de verstevigingsplaat (3:V) van onderaf
in de handgreepsteun zodat de gaten met elkaar
uitgelijnd zijn.
2. Monteer de rechter en linker handgreep (4:A en
4:B) met de onderstaande onderdelen:
• De doorgaande bout (4:C) met twee ringen
en moeren. Controleer of de bout ook door
de verstevigingsplaat (3:V) gaat.
• De knop (4:D) met bout (4:E) en twee