Bedienings- en kontroleinrichting
Koelkast
J.
netcontrole-indicatie (groen)
K.
toets AAN/UIT van de koelkast
L.
toets voor temperatuurinstelling (voor warmere temperaturen)
M.
temperatuurindicatie
N.
toets voor temperatuurinstelling (voor koudere temperaturen)
O.
indicatie voor ingeschakelde Auto Fresh-functie (geel)
P .
toets Auto Fresh
Toetsen voor
temperatuurinstelling
De temperatuur wordt ingesteld via de toetsen „+"
(WARMER) en „-" (KOUDER). De toetsen staan in
verbinding met de temperatuurindicatie.
•
Door te drukken op één van de twee toetsen „+"
(WARMER) of „-" (KOUDER) wordt de
temperatuurindicatie van de WERKELIJKE
temperatuur (temperatuurindicatie brandt) op de
GEWENSTE temperatuur (temperatuurindicatie
knippert) omgeschakeld.
•
Met elke verdere druk op één van beide toetsen
wordt de GEWENSTE temperatuur 1 °C verder
gesteld. De GEWENSTE temperatur dient binnen 24
uur te worden bereikt.
Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de
temperatuurindicatie na korte tijd (ca. 5 sec.)
automatisch weer op de WERKELIJKE temperatuur
terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de koelruimte moet heersen. De
GEWENSTE temperatuur wordt met knipperende cijfers
aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuurindicatie geeft de temperatuur aan die op
dat moment werkelijk in de koelruimte heerst. De
WERKELIJKE temperatuur wordt met brandende cijfers
aangegeven.
Temperatuurindicatie
De temperatuurindicatie kan meerdere soorten
informatie aangeven.
•
Bij normaal gebruik wordt de temperatuur
aangegeven die op dat moment in de koelruimte
heerst (WERKELIJKE temperatuur).
J K
L
M
•
Tijdens de temperatuurinstelling wordt knipperend de
op dat moment ingestelde koelruimte temperatuur
aangegeven (GEWENSTE temperatuur).
In gebruik nemen - temperatuur instellen
1. Stekker in stopcontact steken.
2. Toets KOELEN AAN/UIT indrukken. Het groene
lichtnetlampje gaat branden. Het apparaat start.
3. Druk op de toetsen „+" (WARMER) of „-" (KOUDER).
De temperatuurindicatie schakelt om en geeft
knipperend de op dat moment ingestelde
GEWENSTE temperatuur aan.
4. Gewenste temperatuur door indrukken van de
toetsen „+" (WARMER) en „-" (KOUDER) instellen
(zie hoofdstuk "Toetsen voor temperatuurinstelling").
De temperatuurindicatie geeft direct de gewijzigde
instelling aan. Met elke druk op de toets wordt de
temperatuur 1 °C hoger ingesteld.
Uit voedingswetenschappelijk standpunt is +5 °C voor
de koelruimte koud genoeg als bewaartemperatuur.
Aanwijzing: als de instelling veranderd wordt, start de
compressor niet direct als op dat ogenblik
automatisch wordt ontdooid. Omdat de
bewaartemperatuur in de koelruimte snel wordt
bereikt, kunt u direct na het inschakelen
levensmiddelen in de koelruimte leggen.
O
P
N
75