5.3 Met het toenemen van de laadtijd
wordt de laadstroom minder. Dit houdt in,
dat er nog mear een geringe laadstroom
voor het opslaan van de spanning
(bufferschakeling) wordt doorgeven. Door
de automatische laadstroomregulering
kan de accu niet worden overladen.
5.4 De laadtoestand van de accu kan
door het meten van de zuurgraad worden
gemeten.
Attentie: accuzuur is zeer agressief!
De waarde van de zuurgraad:
1,28= accu geladen
1,21 = accu half geladen
1,14= accu leeg
5.5 Accu's, wearbij de laadstroom niet
terugloopt, zijn defekt (kortsluiting in de
cellen, of een hoge leeftijd van de accu).
18
6.0 Bijzondere aanwijzingen
6.1 De veiligheidsschakelaar beschermt
het apparnat tegen overbelasting,
kortsluiting en verkeerde aansluiting. De
veiligheidsschakelaar moet bij een
laadstroom groter dan 8 A in werking
treden, om gelijkrichter, laad-elektronika
en transformator tegen schade te
beschermen. De tijd dat de
veiligheidsschakelaar uitschakelt kan
afhankelijk van de mate van overbelasting
verschillend zijn.
6.2 Indien bij een uiterst vèr ontladen
accu, ook in de 8 A-stand de
veiligheidsschakelaar uitschakelt, dient
deze opnieuw te worden ingeschakeld.
Schakelt de veiligheidsschakelaar
vervolgens weer uit, dan het laden niet
herhalen. De oorzaak hiervoor kan een
defekte accu zijn.
6.3 Door stroomuitval, verwijderen van de
netstekker of uitgeschakelde
veiligheidsschakelaar wordt door de
vastgeklemde acculader een
terugloopstroom van ca. 0,12 A aan de
accu onttrokken.
Bij ingeschakeld werklampje bedraagt
deze terugloopstroom ca. 0,5 A. Door de
terugloopstroom kan de accu worden
ontladen!
Om dit te voorkomen, moet de acculader
van de accu worden afgesloten.
Elektronische laadautomaat voor veilig
continugebruik.
De elektronika schakelt de laadstroom uit,
zodra de maximale spanning in de cellen
is bereikt.
6.4 Verwisselen van de zekering (zekering
230 V - 15 A) volgens afbeelding.