NL
Bedrading kabelstreng, montage besturingstoestel
1.
Koppel de klem van de minpool van de accu af.
2.
Haal de afdekking aan de laadrand van de kofferruimte los en demonteer de vloerbekleding
van de kofferruimte. Maak de zijwandbekleding rechtsachter los en demonteer de linker
zijwandbekleding.
3.
Boor op een geschikte plaats linksachter aan de zijkant in de goot van het reservewiel (40 mm)
een gat, ontbraam het gat, lak het met antiroestverf af en laat het drogen.
4.
Plak het besturingstoestel en de relaissokkel met klittenband links achteraan (onder het achter-
licht) vast.
Steek de kabelstreng van de contactdoos met de 12-polige stekker in het besturingstoestel.
Leid het contactdooseinde van de kabelstreng van het besturingstoestel naar de goot van het
reservewiel en vervolgens door het doorvoergat naar buiten tot de contactdooshouder.
Breng de contactdoosafdichting aan, steek het binnenste deel en de behuizing van de
microschakelaar in de contactdooshouder en schroef het met de meegeleverde schroeven aan
de houder vast.
5.
Installeer de kabelstreng en sluit hem aan. Ga hierbij als volgt te werk.
Steek de 18-polige stekker in het besturingstoestel en sluit de 2-polige stekkerverbinding van
de kabelstreng aan. Leid de met links gemarkeerde kabelstreng naar het linker achterlicht, leid
de met rechts gemarkeerde kabelstreng onder de laadrand van het voertuig door naar het rech-
ter achterlicht.
6.
Trek de stekkers van de achterlichten eruit en steek de stekker van de elektrische installatie op
de achterlichten. Verbind de stekkers van de voertuigkabelstreng via adapters met de
corresponderende aansluitingen van de elektrische installatie. Schroef de beide massakabels
bruin - bruin/wit met het oog aan de massabevestiging (onder het linker achterlicht (8)) vast.
Attentie! Voor een reglementair geleidingsvermogen zorgen.
7.
Leid de kabel met de 20-polige stekkers verder langs de linkerkant van de voorste wand van de
kofferruimte en sluit hem op de juiste stekkerverbinding van de voertuigkabelstreng aan. Hiervoor
de verbinding loskoppelen en op de juiste uiteinden van de kabelstreng aansluiten.
8.
De twee continupluskabels (rood, rood/zwart) naar de accu heenleiden (zie bedradingsschema).
De beide continupluskabels elk in een van de meegeleverde zekeringhouders vastclipsen.
2 rode kabels voor de continuplusaansluiting zijn bij de levering inbegrepen. De contacten van
beide kabels in de vrije bussen van de zekeringhouder vastclipsen. De ingesloten gele secundaire
vergrendeling in de zekeringhouder vastclipsen. Op een correcte zitting van de contacten letten.
Sluit de ringogen op de accuplus aan, breng de zekeringen (15 A) aan en zet de kapjes erop.
Het extra relais in de houder aanbrengen.
9.
Sluit de 4-polige stekkerverbinding in de buurt van het rechter achterlicht op het juiste uiteinde
van de voertuigkabelstreng aan, bevestig de geïnstalleerde kabels met kabelbinders.
22