8238-15
Fig. 1
2
3
+
6
5
-
7
Optionele batterij-
beveiligingsinstellingen
12V uit
12V in
Weerstand
(9) kΩ
V
V
0
9.6
10.9
1.6
9.7
11.0
2.4
9.9
11.1
3.6
10.0
11.3
4.7
10.1
11.4
6.2
10.2
11.5
8.2
10.4
11.7
11
10.5
11.8
14
10.6
11.9
18
10.8
12.0
24
10.9
12.2
33
11.0
12.3
47
11.1
12.4
82
11.3
12.5
220
9.6
10.9
NEDERLANDS
De elektronische unit is geschikt voor twee ver-
schillende aansluitspanningen. Dit houdt in dat
dezelfde unit voor zowel 12V als 24V voedings-
spanning kan worden toegepast. De max. span-
ning voor een 12V systeem is 17V en 31,5V
voor een 24 V voedingssysteem. De max. omge-
vingstemperatuur is 55°C. De elektronische unit
heeft een ingebouwde thermische beveiliging die
geactiveerd wordt en de werking van de compres-
sor stopt als de temperatuur van de elektro-
nische unit te hoog wordt.
Installatie (fig. 1)
Steek de stekker van de elektronische unit in de
compressoraansluiting. Monteer de elektro-
nische unit op de compressor door de behuizing
over de schroefkop (1) te klemmen.
Voeding (fig. 1)
De elektronische unit moet altijd direct op de
polen van de batterij (2) worden aangesloten.
Sluit de plus op de + en de min op de - aan,
anders zal de elektronische unit niet werken. De
elektronische unit is tegen een verkeerde batterij-
aansluiting beschermd. Ter bescherming van de
installatie moet er in de + kabel zo dicht mogelijk
bij de batterij een zekering (3) worden gemon-
teerd. Een 15A zekering voor 12V en een 7,5A
zekering voor 24V circuits worden aanbevolen.
Als er een hoofdschakelaar (4) gebruikt is, moet
er uitgegaan worden van een stroom van min.
20A. De aanbevolen kabelafmetingen in fig. 2.
moeten worden aangehouden. Vermijd bijkom-
ende verbindingen in het voedingsspannings
circuit om te voorkomen dat een spanningsdaling
de instelling van de batterijbeveiliging beïnvloed.
Bezoek onze homepage: www.danfoss.com/compressors
6
Instructies
Elektronische unit voor BD35/50F compressoren
101N0210, 101N0220 en 101N0300, 12-24V
4
-
+
+
+
-
F
D
1
C
P
8
T
9
Fig. 4
12V max.
24V uit
spanning
V
17.0
21.3
17.0
21.5
17.0
21.8
17.0
22.0
17.0
22.3
17.0
22.5
17.0
22.8
17.0
23.0
17.0
23.3
17.0
23.6
17.0
23.8
17.0
24.1
17.0
24.3
17.0
24.6
Batterijbeveiliging (fig. 1)
De compressor wordt gestopt en weer gestart
volgens de vastgestelde spanningslimieten op
de + en - klemmen van de elektronische unit.
De standaard instellingen voor de 12V als 24V
voedingssystemen blijken uit fig. 3. Andere
instellingen (fig. 4) zijn optioneel als er een ver-
binding d.m.v. een weerstand ( 9 ) wordt aange-
bracht tussen de klemmen C en P. Wanneer
zonneenergie gebruikt wordt, zonder batterij, is
een weerstand van 220 k Ω aanbevolen. In AEO
(Adaptive Energy Optimizing) modus past de
compressor zijn snelheid altijd aan in functie van
de vraag naar koeling; en dit binnen een wille-
keurig spanningsbereik 9.6 tot 31.5V.
Thermostaat (fig. 1)
De thermostaat (7) is aangesloten tussen de
klemmen C en T. Zonder een weerstand in het
stuurstroom circuit zal de compressor met een
standaard electronische unit 101N0210 or
101N0220 op een vast toerental van 2000 omw.
per minuut draaien als de thermostaat wordt
ingeschakeld. Met de thermostaat rechtstreeks
aangesloten op de klem C, zal de elektronische
eenheid 101N0300 de snelheid aanpassen in
functie van de actuele vraag naar koeling.
Andere vaste compressortoerentallen binnen het
bereik van 2.000 en 3.500 rpm zijn mogelijk als er
een weerstand (8) gemonteerd is om de stroom
(mA) van het stuurstroom circuit af te stellen. Weer-
standswaarden voor verschillende toerentallen
zijn terug te vinden in fig. 5.
Ventilator (optie, fig. 1)
Tussen de klemmen + en F kan een ventilator
(5) worden aangesloten. Verbind de plus met +
en de min met F. Aangezien de uitgangsspanning
tussen de klemmen + en F altijd 12V is, moet
Standard batterijbeveiligingsinstellingen
12V uit
10.4
24V in
24V max.
Fig. 3
V
spanning
22.7
31.5
22.9
31.5
23.2
31.5
23.4
31.5
23.7
31.5
23.9
31.5
24.2
31.5
24.5
31.5
24.7
31.5
25.0
31.5
25.2
31.5
25.5
31.5
25.7
31.5
26.0
31.5
31.5
CI.46.C4.62
Kabelafmetingen
Dwars-
Max lengte*
Max lengte*
doorsnede
m
2
mm
12V
24V
toepassing
2.5
2.5
4
4
6
6
10
10
*Lengte tussen batterij
Fig. 2
en elektronische unit
12V in
24V uit
V
V
V
11.7
22.8
Toerental van compressor
Elektronische
Weerstand
Motor
unit
(8)
toerental
Ω
o/min
0
2.000
277
2.500
692
3.000
1523
3.500
0
AEO
173
2.000
450
2.500
865
3.000
1696
3.500
Fig. 5
een 12V ventilator voor zowel de 12V als de
24V voedingsspanning worden gebruikt. De
ventilator uitgang kan een continue stroom le-
veren van 0,5A gemiddeld. Een hogere stoom is
toegestaan gedurende 2 seconden tijdens de
start.
LED (optie, fig. 1) Een 10mA lichtdiode (LED)
(6) kan tussen de klemmen + en D worden aan-
gesloten. Als de elektronische unit een werkings-
fout registreert, zal de diode een aantal malen
knipperen. Het aantal knipperingen is afhankelijk
van de werkingsfout die geregistreerd wordt. Elke
knippering zal ¼ seconde duren. Na het desbe-
treffende aantal knipperingen zal er een pauze
zonder knipperingen zijn, zodat de reeks voor elke
foutenregistratie om de 4 seconden herhaald wordt.
Aantal
Type fout
knip-
peringen
5
Thermisch uitschakelen van de
elektronische unit
(Als het koelsysteem te zwaar belast is geweest,
of als de omgevingstemperatuur te hoog is, zal
de elektronische unit te heet worden)
4
Fout minimumsnelheid motor
(Als het koelsysteem te zwaar belast is, kan
de motor de minimumsnelheid van 1.850
omw.per minuut niet aanhouden).
3
Fout motorstart
(De rotor is geblokkeerd of het drukverschil
in het koelsysteem is te groot (>5 bar)).
2
Ventilator overstroombeveiliging
(De ventilator verbruikt meer dan 1 A
1
Batterijbeveiliging uitschakeling
(De spanning ligt buiten de uitschakelinstelling).
m
toepassing
5
8
12
20
24V in
V
24.2
Stuurstroom
circuit
mA
5
4
3
2
6
5
4
3
2
).
peak
CI.46.C4.10 12-02
January 2003