2 Wetenswaardigheden / 3 Voor het Gebruik
2.6
Bloeddruk-
schommelingen
2.7
Beïnvloeding
en analyse van
de metingen
3 Voor het Gebruik
3.1
Het inleggen /
verwijderen van
de batterijen
Er zijn vele factoren die de bloeddruk kunnen beïnvloeden. De waarden
worden met nadruk beïnvloedt door zwaar lichamelijk werk, angst, stress of de
tijdstip van de meting. De persoonlijke bloeddrukwaarden zijn over een dag en
over een jaar gerekend aan sterke schommelingen onderhevig. Bij patiënten
met verhoogde bloeddruk zijn deze schommelingen bijzonder ontwikkeld.
Normaal wordt de bloeddruk tijdens lichamelijke inspanningen het meest
verhoogd en 's nachts tijdens het slapen het meest verlaagd.
• Meet meermalen uw bloeddruk, sla de resultaten op en vergelijk de deze
vervolgens onder elkaar. Trek geen conclusie opgrond van een enkel
resultaat.
• Uw bloeddrukwaarden dienen altijd door een arts te worden beoordeeld die
vertrouwd is met uw medische voorgeschiedenis. Als u het instrument
regelmatig gebruikt en de waarden registreert voor uw arts, informeer dan
uw arts regelmatig over het verloop.
• Houd tijdens bloeddrukmetingen rekening ermee dat de dagelijkse waarden
van vele factoren afhankelijk zijn. Factoren zoals roken, alcohol, medicijnen
en lichamelijk werk beïnvloeden de meetwaarden op verschillende manier.
• Meet uw bloeddruk voor de maaltijden.
• Rust minstens 5 minuten voordat u uw bloeddruk meet.
• Neem, als u een buitengewone (te hoge of te lage) systolische of diastolische
waarde van de meting constateert, hoewel het instrument op de juiste
manier is gebruikt, contact op met uw arts, indien deze waarde ook na een
aantal metingen blijft verschijnen. Dit geldt ook voor de zeldzame gevallen
dat door een onregelmatige of zeer zwakke pols de meting wordt
verhinderd.
Inleggen: Schuif de sluiting aan de onderzijde van het instrument in pijlrichting,
om het batterijvak te openen en plaats hierin de vier meegeleverde batterijen
(alcalische batterijen, type AA LR 6). Controleer of de batterijen in de juiste
richting zijn geplaatst (zie de afbeelding in de batterijruimte). Zijn de batterijen
correcte geplaatst (of is de voeding aangesloten), dan weerklinken 2 piepto-
nen.
Bij geactiveerde ON/OFF-schakelaar
worden gedurende een seconde alle symbolen weergegeven. Daarna verschijnt "
- : - -
". Zet het batterijdeksel weer op het instrument en druk dit in positie
totdat het hoorbaar vastklikt.
Verwijderen: Als de spanning in de batterijen onder 5 - 4,5 V daalt, verschijnt
het batterij symbool
ON/OFF-schakelaar
batterijen in de batterijruimte klem zitten, gebruik dan een spits voorwerp zoals
een kogelpen en verwijder de batterijen voorzichtig.
Zodra de spanning in de batterijen onder 4,25 - 0,25 V daalt, verschijnt het
batterij symbool
weerklinken 2 pieptonen en op het display
op het display. Schakel het toestel met de
uit en plaats nieuwe batterijen. Indien de verbruikte
op het display.
NL
39