– d raag werkhandschoenen en kantel de machine om;
– d raai de twee schroeven (3) op de rechterkant van de machi-
ne los;
– h ef de rotor aan de rechterkant op en haal hem er langs de lin-
kerkant uit;
– v erwijder de plastic steun (4).
Om de rotor te hermonteren:
– b evestig de plastic steun (4) op het lager (5) aan het uiteinde
van de rotor;
– s teek eerst het linkse uiteinde (6) van de rotor in de uitstekende
as (7) en let erop dat deze correct overeenstemt met de groe-
ven (7a) van de as;
– s teek het rechtse uiteinde met de steun (4) in de zitting, met het
vlakke deel (4b) naar buiten gericht;
– h ermonteer en klem de twee schroeven (3) stevig vast.
3.2 AFSTELLING VAN DE WERKDIEPTE
Kies de werkdiepte in functie van de werkwijze en van het type
rotor dat gebruikt wordt, volgens de volgende basisaanwijzingen:
«1» = T ransfer (voor de verplaatsingen van de machine, met de
rotor opgetild die het terrein niet aanraakt).
«2» = M et de rotor met veren en opvangzak, voor het harken van
bladeren en gras op de oppervlakte, en voor het ventileren
van het terrein, met opvang van het gemaaid materiaal;
«2» = M et de rotor met stijve messen en opvangzak, voor de op-
pervlakkige verticulatie van het terrein, met opvang van
het gemaaid materiaal;
«3» «4» = M et de rotor met stijve messen en zonder opvangzak,
voor de min of meer diepe verticulatie van het terrein,
waarbij het gemaaid materiaal op het terrein achter-
gelaten wordt. Bij ideale condities, is het ook mogelijk
de opvangzak te monteren en het gemaaid materiaal
op te vangen, op voorwaarde dat dit de rotor niet doet
verstoppen.
3.3 BEVESTIGING VAN DE ZAK
Plaats de steenbeschermkap (1) omhoog en bevestig de zak (2)
correct zoals aangegeven op de afbeelding.
3.4 OPSTARTEN
Bevestig het verlengsnoer correct zoals aangegeven.
Om de motor aan te schakelen, drukt men op de veiligheidstoets
(2) en trekt men aan de hendel (1) van de schakelaar.
3.5 VENTILATIE EN VERTICUTERING VAN HET TERREIN
Let erop dat de elektrische kabel zich, tijdens het werk, steeds
achter uw rug bevindt en langs de kant van de reeds bewerkte
zone.
Men verkrijgt de beste resultaten met twee beurten, op afstand
van een week, in twee verschillende richtingen.
Raadgevingen voor de zorg van het gazon
• M ettertijd vormt er zich op het terrein een oppervlakkige laag
mos en grasresten die de aanvoer van zuurstof vermindert en
het doordringen van het water en van de voedingselementen
verhindert en het gazon verarmt en geel doet worden.
• De ideale periode voor het ventileren of verticuteren van het
gazon is de herfst of de lente.
• D e optimale werkcondities zijn met kort en licht vochtig gras,
aangezien men bij werken op een te droog terrein of een terrein
dat te zacht is vanwege het water, het materiaal moeilijk kan
opvangen en het gazon mogelijk kan beschadigen.
• M en raadt steeds aan de bladeren van het gazon te verwijde-
ren vooraleer de ventilatie of verticulatie uit te voeren.
• M et een oppervlakkige ventilatie (met een beperkte werkdiepte
van de priktanden in het terrein) wordt de bovenste viltachtige
laag verwijderd.
• D oor de werkdiepte van de priktanden in het terrein (verticu-
tering) te verhogen, wordt ook de hardere laag van het terrein
verwijderd en verkrijgt men tegelijkertijd een scheiding van
de wortels van het gras en een vermeerdering van het aantal
wortels, met als gevolg een dichtere gazon dank zij het grotere
aantal grassprieten.
3.6 LEDIGING VAN DE ZAK
Om de zak te verwijderen en te ledigen,
– laat de schakelhendel (1) los en wacht tot de rotor stilvalt;
– p laats de steenbeschermkap (2) omhoog, neem de handgreep
vast en verwijder de zak; houd de zak rechtop.
3.7 NA HET WERKEN
Na het werk, laat men de hendel (1) los.
EERST de stekker uit het stopcontact (2) trekken en DAARNA het
snoer van de schakelaar van de machine (3) loskoppelen.
WACHT TOT DE ROTOR STIL STAAT, vooraleer eender welke in-
greep uit te voeren op de machine.
BELANGRIJK Indien de motor tijdens het werk stopt wegens
oververhitting, moet men 5 minuten wachten vooraleer deze weer
op te starten.
4. GEWOON ONDERHOUD
BELANGRIJK Een regelmatig en zorgzaam onderhoud is onont-
beerlijk om de veiligheid en originele prestaties van de machine
mettertijd te behouden.
Bewaar de grasmaaier op een droge plaats.
1) D raag robuuste werkhandschoenen bij alle ingrepen voor rei-
niging, onderhoud of afstelling van de machine.
2) R einig de machine zorgvuldig na iedere werkbeurt; verwijder
de resten en de modder die zich op de rotor en op de priktan-
den opgehoopt heeft om te vermijden dat deze, wanneer ze
opdrogen, nadien moeilijk kunnen verwijderd worden.
3) G ebruik geen benzine of oplosmiddelen op de plastic delen
van de machine om schade te vermijden. De garantie dekt
geen schade aan de plastic onderdelen, veroorzaakt door het
gebruik van benzine of oplosmiddelen.
4.1 ONDERHOUD VAN DE ROTOREN
De rotoren met priktanden bestaan uit verschillende elementen,
die in de Fabriek gemonteerd worden en niet afzonderlijk door de
gebruiker vervangen mogen worden; in geval van breuk van een
mes of een veer, dient men dus de hele rotor te vervangen of zich
tot zijn Verkoper te richten voor de vervangen.
De vervanging dient uitgevoerd te worden volgens aangegeven
is onder punt 3.1.
9