BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
Tips voor een lange levensduur van de
accu
1. Laad de accu op voordat deze volledig leeg is.
Wanneer u merkt dat het gereedschap minder
vermogen heeft, stopt u met het gebruik ervan en
laadt u eerst de accu op.
2. Laad nooit een volledig opgeladen accu op.
Te lang opladen verkort de levensduur van de
accu.
3. Laad de accu op bij een omgevingstemperatuur
van 10 °C tot 40 °C. Laat een warme accu eerst
afkoelen voordat u deze oplaadt.
4. Laad de accu ieder half jaar op als u deze
gedurende een lange tijd niet gebruikt.
BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
• Zorg ervoor dat het gereedschap is uitgeschakeld en
dat de accu is verwijderd voordat u de werking van het
gereedschap aanpast of controleert.
De accu aanbrengen en verwijderen (zie
afb. 8)
LET OP:
• Schakel het gereedschap altijd uit voordat u de accu
aanbrengt of verwijdert.
• Houd het gereedschap en de accu stevig vast
tijdens het aanbrengen of verwijderen van de accu.
Als u het gereedschap en de accu niet stevig
vasthoudt, kunnen deze uit uw handen glippen en
beschadigd raken, of kan persoonlijk letsel worden
veroorzaakt.
Om de accu te verwijderen verschuift u de knop aan de
voorkant van de accu en schuift u tegelijkertijd de accu
eraf.
Om de accu aan te brengen, lijnt u de lip op de accu uit
met de groef in de behuizing en duwt u de accu op zijn
plaats. Steek de accu zo ver mogelijk erin tot u een
klikgeluid hoort. Als u het rode deel aan de bovenkant van
de knop kunt zien, is de accu niet goed aangebracht.
LET OP:
• Breng de accu altijd helemaal aan totdat het rode deel
niet meer zichtbaar is. Als u dit niet doet, kan de accu
per ongeluk uit het gereedschap vallen en letsel
veroorzaken bij u of anderen in uw omgeving.
• Breng de accu niet met kracht aan. Als de accu niet
gemakkelijk erin kan worden geschoven, wordt deze
niet goed aangebracht.
OPMERKING:
• Het gereedschap werkt niet als slechts één accu is
aangebracht.
• Als de accu niet gemakkelijk kan worden verwijderd,
duwt u vanaf de tegenovergestelde kant van de knop
en schuift u hem eraf.
36
Gereedschap-/accubeveiligingssysteem
Het gereedschap is uitgerust met een gereedschap-/
accubeveiligingssysteem. Dit systeem schakelt
automatisch de voeding naar de motor uit om de
levensduur van het gereedschap en de accu te verlengen.
Het gereedschap zal tijdens gebruik automatisch stoppen
wanneer het gereedschap of de accu zich in een van de
volgende omstandigheden bevindt: Onder bepaalde
omstandigheden gaan de indicatorlampjes branden (zie
afb. 9).
Overbelastingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap wordt gebruikt op een manier
waardoor een abnormaal hoge stroom wordt getrokken,
stopt het gereedschap automatisch zonder dat een
indicatorlampje gaat branden. Schakel in die situatie het
gereedschap uit en stop het gebruik dat ertoe leidde dat
het gereedschap overbelast werd. Schakel daarna het
gereedschap in om het weer te starten.
Oververhittingsbeveiliging voor het gereedschap
Wanneer het gereedschap oververhit is, stopt het
gereedschap automatisch en brandt het
oververhittingsindicatorlampje gedurende ongeveer 60
seconden. In die situatie laat u het gereedschap eerst
afkoelen voordat u het gereedschap opnieuw inschakelt.
Oververhittingsbeveiliging voor de accu
Wanneer de accu oververhit is, stopt het gereedschap
automatisch zonder dat een indicatorlampje gaat
branden. Het gereedschap start niet meer, ook niet
wanneer de aan/uit-schakelaar wordt ingeknepen. In die
situatie laat u de accu eerst afkoelen voordat u het
gereedschap opnieuw inschakelt.
OPMERKING:
De oververhittingsbeveiliging van de accu werkt alleen
met een accu waarop het ster-merkteken staat (zie
afb. 10).
Beveiliging tegen te ver ontladen
Wanneer de resterende acculading laag wordt, gaat het
accu-indicatorlampje knipperen aan de kant van de
betreffende accu. Bij verder gebruik stopt het
gereedschap en brandt het accu-indicatorlampje
gedurende ongeveer 10 seconden. In die situatie laadt u
de accu op.
De zaagdiepte instellen (zie afb. 11)
LET OP:
• Nadat u de zaagdiepte hebt ingesteld, zet u de hendel
altijd stevig vast.
Draai de hendel van de dieptegeleider los en beweeg de
zool omhoog of omlaag. Zet de zool vast op de gewenste
zaagdiepte door de hendel vast te zetten.
Voor een schonere, veiligere zaagsnede, stelt u de
zaagdiepte zodanig in dat niet meer dan een tandhoogte
door het werkstuk heen steekt. Door de zaagdiepte goed
in te stellen, verkleint u de kans op een potentieel
gevaarlijke TERUGSLAG, en daarmee op persoonlijk
letsel.
Verticaal verstekzagen (zie afb. 12 en 13)
Draai de hendel aan de voorkant en de vleugelmoer aan
de achterkant los. Stel de gewenste verstekhoek in (0° -
50°) door dienovereenkomstig te kantelen, en draai