De werking van de beschermkap
controleren
Stel de verstekhoek in op 0° en trek daarna de onderste
beschermkap met de hand terug tot aan het einde en laat
hem los. De onderste beschermkap werkt correct als:
—
deze kan worden teruggetrokken boven de zool
zonder enig weerstand, en
—
deze automatisch terugkeert tot tegen de aanslag.
► Fig.27: 1. Bovenste beschermkap 2. Onderste
beschermkap 3. Zool 4. Aanslag 5. Openen
6. Sluiten
Als de onderste beschermkap niet correct werkt, con-
troleert u of zaagsel zich heeft opgehoopt binnenin de
onderste en bovenste beschermkappen. Als de onder-
ste beschermkap niet correct werkt, zelfs niet na het
verwijderen van zaagsel, laat u het gereedschap onder-
houden door een Makita-servicecentrum.
Zagen
LET OP:
Draag een stofmasker wanneer u
zaagt.
LET OP:
Duw het gereedschap voorzichtig in
een rechte lijn naar voren. Als u het gereedschap
dwingt of verdraait, zal de motor oververhit raken
en het gereedschap gevaarlijk terugslaan waardoor
ernstig letsel kan worden veroorzaakt.
OPMERKING: Wanneer de temperatuur van de
accu laag is, werkt het gereedschap mogelijk niet
op volle capaciteit. Gebruik in dat geval het gereed-
schap enige tijd voor licht zaagwerk totdat de accu is
opgewarmd tot kamertemperatuur. Daarna kan het
gereedschap op volle capaciteit werken.
► Fig.28
Houd het gereedschap stevig vast. Het gereedschap is
voorzien van zowel een voorhandgreep als een achterhand-
greep. Gebruik beide om het gereedschap zo goed mogelijk
vast te houden. Als u de zaag met beide handen vasthoudt,
kan het cirkelzaagblad nooit in uw handen zagen. Plaats
eerst de zool op het werkstuk dat u wilt zagen, zonder dat
het cirkelzaagblad het werkstuk raakt. Schakel vervolgens
het gereedschap in en wacht totdat het cirkelzaagblad op
maximaal toerental draait. Duw het gereedschap nu gewoon
naar voren over het oppervlak van het werkstuk, houd het
daarbij vlak, en duw gelijkmatig totdat het zagen klaar is.
Zorg voor een schone zaagsnede door een rechte
zaaglijn en een constante voortgaande snelheid. Als
de zaagsnede niet verloopt volgens de voorgenomen
zaaglijn, mag u niet proberen het gereedschap iets te
draaien of te dwingen terug te keren naar de zaaglijn.
Als u dit doet, kan het cirkelzaagblad vastlopen en een
gevaarlijke terugslag optreden met mogelijk ernstig
persoonlijk letsel tot gevolg. Laat de schakelaar los,
wacht tot het cirkelzaagblad tot stilstand is gekomen
en trek vervolgens het gereedschap terug. Lijn het
gereedschap uit met een nieuwe zaaglijn en begin weer
te zagen. Probeer te vermijden dat door de positie van
het gereedschap de gebruiker wordt blootgesteld aan
zaagsel en spaanders die door de zaag worden uitge-
worpen. Gebruik oogbescherming om verwonding te
voorkomen.
OPMERKING: Bij het zagen van een versteksnede,
enz., beweegt de onderste beschermkap soms niet
gemakkelijk. Gebruik in dat geval de terugtrekhendel
om de onderste beschermkap omlaag te duwen aan
het begin van de zaagsnede, en weer los te laten
zodra het zaagblad in het materiaal zaagt.
► Fig.29: 1. Terugtrekhendel
Breedtegeleider (liniaal)
LET OP:
Verzeker u ervan dat de breedtegelei-
der vóór gebruik stevig is aangebracht in de juiste
positie. Een verkeerde bevestiging kan gevaarlijke
terugslag veroorzaken.
► Fig.30: 1. Breedtegeleider (liniaal) 2. Klembout
Met de handige breedtegeleider kunt u extra nauwkeu-
rig recht zagen. Schuif gewoon de breedtegeleider strak
tegen de zijkant van het werkstuk en zet deze op zijn
plaats vast met behulp van de schroef op de voorkant
van de zool van het gereedschap. Op deze manier is
het tevens mogelijk een zaagbeweging te herhalen met
identieke breedte.
Een touw (tuiriem) bevestigen
Veiligheidswaarschuwingen specifiek voor wer-
ken op hoogte
Lees alle veiligheidswaarschuwingen en alle
instructies. Het niet volgen van de waarschuwingen en
instructies kan leiden tot ernstig letsel.
1.
Houd het gereedschap altijd vastgebonden
tijdens het werken 'op hoogte'. De maximale
lengte van het touw is 2 m.
De maximaal toegestane valhoogte van het
touw (tuiriem) mag niet meer zijn dan 2 meter.
2.
Gebruik uitsluitend met een touw dat geschikt
is voor dit gereedschap en een draagvermo-
gen heeft van minstens 7 kg (15,4 lbs).
3.
Veranker het touw van het gereedschap niet
aan iets op uw lichaam of aan een verplaats-
baar voorwerp. Veranker het touw van het
gereedschap aan een stevige constructie die
de krachten van een vallend gereedschap kan
opvangen.
Verzeker u er vóór gebruik van dat het touw
4.
goed is vastgemaakt aan beide uiteinden.
5.
Inspecteer het gereedschap en touw vóór elk
gebruik op beschadigingen en correcte wer-
king (inclusief het materiaal en de stiksels).
Gebruik het niet wanneer het beschadigd is of
niet correct werkt.
Wikkel touwen niet rondom scherpe of ruwe
6.
randen en laat ze er niet mee in aanraking
komen.
Bevestig het andere uiteinde van het touw bui-
7.
ten het werkgebied zodat een vallend gereed-
schap stevig bevestigd blijft.
Bevestig het touw zodanig dat het gereed-
8.
schap tijdens het vallen zich verwijderd van de
gebruiker. Een gereedschappen dat valt zal aan
het touw slingeren, waardoor letsel kan worden
veroorzaakt of u uw evenwicht kunt verliezen.
75 NEDERLANDS