Spanning aflezen
De signaallampjes geven de spanning bij de
uitgangsaansluitingen van de elektro-afrastering
aan.
Als het elektro-afrasteringsapparaat voor het
eerst op de stroomvoorziening wordt
aangesloten, gaan alle signaallampjes twee
seconden lang branden. Vervolgens geven zij de
uitgangsspanning bij elke impuls aan. Dat
betekent dat het elektro-afrasteringsapparaat
normaal functioneert.
N.B.:
De signaallampjes geven de
uitgangsspanning de eerste 30 seconden niet
aan wanneer het elektro-afrasteringsapparaat op
Batterijtest is ingesteld. Zie
op blz. 125.
Elk segment van het signaallampje staat voor
een waardeverhoging van ca. 1 kV (1000 V)
Batterijtestinstelling
Als het elektro-afrasteringsapparaat op een batterij is aangesloten en de keuzeschakelaar op Batterijtest
staat ( ) geven de signaallampjes 30 seconden lang het laadniveau van de batterij aan.
Signaallampjes
Terwijl het laadniveau van de batterij wordt aangegeven, flikkeren de signaallampjes eveneens korte tijd met
elke impuls van het elektro-afrasteringsapparaat om te tonen dat het elektro-afrasteringsapparaat nog
functioneert. Na 30 seconden keren de signaallampjes terug naar de aanwijzing van de uitgangsspanning
van het elektro-afrasteringsapparaat. Wanneer het elektro-afrasteringsapparaat op Batterijtest is ingesteld,
geeft het langzame stroomimpulsen en levert steeds de volledige energie .
N.B.:
De batterijtest is alleen relevant bij gebruik van een loodzuurbatterij.
Batterijtestinstelling
Installatie met alleen batterij
Uitstekende batterijspanning (90-100%):
•
Geen maatregelen vereist.
Zeer goede batterijspanning (70-90%):
•
Geen maatregelen vereist.
Gemiddelde batterijspanning (40-70%):
•
Batterijlading controleren
•
Laad de batterij om op termijn schade aan de batterij te voorkomen.
Slechte batterijspanning (20-40%):
•
Batterijlading controleren
•
Laad de batterij om op termijn schade aan de batterij te voorkomen.
Zeer slechte batterijspanning (0-20%):
•
Laad de batterij onmiddellijk op.
uitgangsspanning. Als bijvoorbeeld de eerste
vier segmenten van het signaallampje bij elke
impuls gaan branden, bedraagt de
uitgangsspanning 4 kV (4000 V).
N.B.:
Als er vijf segmenten branden, bedraagt de
uitgangsspanning mogelijkerwijs meer dan 5 kV
(5000 V).
Als u bij elke impuls alleen rode en geen groene
lampjes ziet branden, is de afrasteringslijn
overbelast, zodat u mankementen in de
afrasteringslijn moet gaan zoeken. Zie
Veelgestelde vragen/Problemen oplossen
blz. 127.
op
125