Vereisten voor elektrische weide-afrasteringen
In overeenstemming met bijlage BB deel BB.1 van IEC 60335-2-76
Elektrische weide-afrasteringen en de bijbehorende apparatuur moeten zodanig
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden dat het gevaar voor mensen, dieren en
hum omgeving zoveel mogelijk wordt verminderd.
Elektro-afrasteringsconstructies waarbij het gevaar groot is dat mensen of dieren erin
vastraken, dienen te worden vermeden.
WAARSCHUWING!
de nek of de romp aan. Klim niet over een meerdraads elektrische afrastering heen,
niet erdoorheen en niet eronderdoor. Gebruik een poort of een speciaal ontworpen
overgang.
Een elektrische weide-afrastering mag niet op twee of meer afzonderlijke elektro-
afrasteringsapparaten of op onafhankelijke afrasteringscircuits van hetzelfde elektro-
afrasteringsapparaat worden aangesloten.
De afstand tussen de draden van twee elektrische weide-afrasteringen die door
gescheiden elektro-afrasteringsapparaten met onafhankelijke impulsen worden
gevoed, moet minstens 2,5 m bedragen. Als deze opening moet worden gesloten,
dienen hiervoor elektrisch niet-geleidende materialen of een geïsoleerde metalen
afscheiding te worden gebruikt.
Prikkeldraad of scheermesdraad mag niet op een elektro-afrasteringsapparaat worden
aangesloten.
De stroomvoerende draad of draden van een elektrische weide-afrastering kunnen met
een niet-stroomvoerende afrastering met prikkeldraad of scheermesdraad worden
aangevuld. De steuninrichtingen van de stroomvoerende draden dienen zo te worden
geconstrueerd dat tussen de stroomvoerende draden en het verticale vlak van de niet-
stroomvoerende draden een minimum afstand van 150 mm is gegarandeerd. Het
prikkeldraad en scheermesdraad dienen op regelmatige afstanden te worden geaard.
56
Raak elektrische afrasteringsdraden vooral niet met het hoofd,