Schakel na het gebruik de compressor uit met de schakelaar 1 en neem
het snoer 15 uit het stopcontact en plaats het in de behuizing 16 aan de
achterkant. Laat het aangesloten accessoire "leeg" werken totdat er geen
perslucht meer in de tank aanwezig is.
Men adviseert om alle accessoires op te bergen in de behuizing 14 aan de
achterkant van de compressor.
ONDERHOUD
Reinig de machine en zijn onderdelen niet met oplosmiddelen, ontvlambare
of giftige vloeistoffen. Gebruik uitsluitend een vochtige doek en controleer of
de stekker uit het stopcontact is genomen.
Na circa 2 uur gebruik moet het condenswater dat zich in de tank vormt
afgetapt worden. Blaas eerst alle lucht af met behulp van het aangesloten
accessoire, zoals hiervoor beschreven. Draai de aftapklep 7 onder de
compressor (die eerder is uitgeschakeld) twee omwentelingen los, en zorg
ervoor dat de compressor hierbij in verticale positie blijft. Tap al het water af
en schroef de klep weer stevig vast.
Attentie: condenswater dat niet wordt afgetapt kan de tank doen roesten,
waardoor de inhoud afneemt en de veiligheid in gevaar komt.
De VERWERKING van het condenswater moet gebeuren met respect
voor het milieu en overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften,
aangezien het om een vervuilend product gaat.
De verkoop van de compressor moet gebeuren voor de leidingen
die geschikt zijn en overeenstemmen met de eisen van de lokale
wetgeving.
4
OPBLAASPISTOOL
Voor het opblazen van banden, opblaasboten, luchtbedden, ballen en
dergelijke
DRUKNIVEAU: 1 - 4
Attentie: Richt de persluchtstraal nooit op mensen of dieren.
Het opblazen van voorwerpen boven de aangeraden druk kan gevaarlijk
zijn en schade aan de voorwerpen zelf en/of letsel aan personen
veroorzaken.
Het pistool is niet geschikt voor het opblazen van banden van voertuigen.
Daarvoor wordt het hiervoor goedgekeurde opblaaspistool geadviseerd,
dat apart aangeschaft kan worden.
GEBRUIK
1) Sluit het opblaaspistool 11 op de compressor aan zoals aangegeven
in het hoofdstuk '2 - AANSLUITING VAN DE ACCESSOIRES OP DE
COMPRESSOR'.
2) In geval van opblazen van banden en sommige fietsbanden is het niet
nodig om een adapter aan te brengen (fig. 7). Druk op het lipje E (fig. 5)
en sluit de slang van het pistool op de band aan, door het koppelstuk op
het ventiel te drukken en het lipje los te laten.
3) Regel de gebruiksdruk af op de waarde die voor dit accessoire is
aangegeven (zie tabel 1).
4) Blaas de band op door op de hendel te drukken F (fig. 6). Laat de hendel
los en lees op de manometer G van het pistool de bereikte druk af.
Herhaal de handeling totdat de gewenste druk wordt bereikt (overschrijd
niet de opblaasdruk aangegeven in de tabel 1). In geval van overmatig
opblazen kan de druk verlaagd worden door op de knop H te drukken.
Attentie: houd de hendel niet te lang ingedrukt zonder de bereikte druk te
controleren, want dit kan het ontploffen van het voorwerp dat u opblaast
tot gevolg hebben.
5) In geval van opblazen van voetballen, opblaasboten, sommige
fietsbanden, luchtbedden en opblaasbadjes voor kinderen moet een
adapter worden gebruikt (fig. 7).
Adapter 8 wordt voor voetballen gebruikt.
Adapter 9 wordt voor opblaasboten, luchtbedden en kinderzwembadjes
gebruikt.
Adapter 10 wordt voor sommige fietsbanden gebruikt.
Kies de juiste adapter en druk deze in de opblaasslang door op het lipje E
(fig. 8) te drukken. Laat dit lipje los zodra adapter is ingebracht.
Draai vervolgens de adapter iets rechtsom om hem vast te zetten.
6) Blaas het voorwerp op zoals beschreven onder punt 4).
RAADGEVINGEN VOOR GEBRUIK
Gebruik het opblaaspistool minstens eens per twee weken om te controleren
of de banden op de juiste druk zijn. Dit vermindert het brandstofverbruik,
verhoogt de levensduur van de banden en verhoogt de veiligheid omdat de
remweg afneemt en de manoeuvreerbaarheid van het voertuig toeneemt.
ONDERHOUD
Reinig het opblaaspistool en de adapters niet met oplosmiddelen,
ontvlambare of giftige vloeistoffen.
5
BLAASPISTOOL
Voor het verwijderen van stof en vuil
DRUKNIVEAU: 4 - 8
Attentie: draag altijd een beschermbril wanneer u het blaaspistool
gebruikt.
Richt de persluchtstraal nooit op mensen of dieren. Let erop dat u niet stof
en vuil naar u zelf of andere personen blaast.
GEBRUIK
1) Sluit het blaaspistool 13 op de compressor aan zoals aangegeven in
het hoofdstuk '2 - AANSLUITING VAN DE ACCESSOIRES OP DE
COMPRESSOR'.
2) Regel de gebruiksdruk af op de waarde die voor dit accessoire is
aangegeven (zie tabel 1).
3) Richt het blaaspistool op het te reinigen oppervlak en druk op de hendel I
(fig. 9). De luchtstroom kan gevarieerd worden door de hendel I meer of
minder in te drukken.
RAADGEVINGEN VOOR GEBRUIK
De tapijten thuis of de matten van de auto kunnen zeer doeltreffend gereinigd
worden met het blaaspistool. Het blaaspistool is ook ideaal voor het reinigen
van toetsenborden, elektrische apparatuur, koelkasten, fototoestellen,
glazen voorwerpen en filters van de stofzuiger (fig. 10).
Attentie: in geval van delicate apparatuur of precisieapparatuur
(videocamera's, lenzen, etc) moet de druk van de straal op de
minimumwaarde zijn afgeregeld.
ONDERHOUD
Reinig het blaaspistool niet met oplosmiddelen, ontvlambare of giftige
vloeistoffen.
6
ANDERE GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN
Er zijn nog andere gebruiksmogelijkheden* waarvoor accessoires apart
kunnen worden aangeschaft.
TABEL 1 – AANGERADEN GEBRUIKSDRUK
FUNCTIE
TOEPASSING
Opblazen van: voetballen
opblaasboten, luchtbedden,
kinderzwembadjes
Opblazen
banden
banden van gewone fietsen
banden van mountainbikes
Voor het verwijderen van stof van normale voorwerpen
Blazen
Voor het verwijderen van stof van precisieapparatuur
Voor het met lage druk spuiten van verf op kleine
Verf
oppervlakken
spuiten*
Voor verfspuiten
Voor wassen met Lucht/Water lans
Voor het verstuiven van reinigingsmiddelen op
Wassen/
motoren
Verstuiven*
Voor het verstuiven van water/producten op
planten/bloemen
Nieten/
Werkzaamheden op hout
Spijkeren*
** Zie in elk geval de aanwijzingen vermeld op het op te blazen voorwerp.
Controlleer of het luchtgebruik en de maximum druk van de te
proberen luchtdrukwerktuigen geschikt zijn met de aangetekende
druk op de drukregelaar en met de hoeveelheid lucht geleverd door
de compressor.
18
OPBLAASDRUK
GEBRUIKSDRUK
(IN BAR)
(IN BAR)
0,8 - 1**
0,5 - 1**
1 - 4
2 - 3
1 - 3
2 - 2,5
8
4
2 - 3
1,5 - 2
8
8
6