All manuals and user guides at all-guides.com
OBJ_BUCH-1618-001.book Page 77 Thursday, February 16, 2012 2:01 PM
Als in de modus „hellingmeting" de hoek ca.
5 minuten lang niet veranderd wordt, wordt het meet-
gereedschap automatisch uitgeschakeld om de batte-
rijen te ontzien.
Bij de automatische uitschakeling blijven alle opgesla-
gen waarden bewaard.
Meten
Na het inschakelen door het indrukken van de toets
Meten 2 werkt het meetgereedschap altijd in de func-
tie lengtemeting. Andere meetfuncties kunt u instellen
door op de bijbehorende functietoets te drukken (zie
„Meetfuncties", pagina 78).
Als referentievlak voor de meting is na het inschakelen
de achterkant van het meetgereedschap gekozen.
Door op de toets Referentievlak 10 te drukken, kunt u
het referentievlak wijzigen (zie „Referentievlak kiezen",
pagina 77).
Plaats het meetgereedschap met het gekozen refe-
rentievlak tegen het gewenste startpunt van de meting
(bijv. tegen een muur).
Druk voor het inschakelen van de laserstraal kort op
de toets Meten 2.
Richt de laserstraal niet op personen of die-
ren en kijk zelf niet in de laserstraal, ook niet
vanaf een grote afstand.
Richt de laserstraal op het doeloppervlak. Druk op-
nieuw kort op de toets meten 2 om de meting te star-
ten.
Als de laserstraal permanent is ingeschakeld, begint
de meting reeds nadat de meettoets de eerste keer
wordt ingedrukt 2. In de functie duurmeting start de
meting onmiddellijk bij het inschakelen van de functie.
De meetwaarde verschijnt meestal binnen
0,5 seconden en uiterlijk na 4 seconden. De duur van
de meting is afhankelijk van de afstand, de lichtom-
standigheden en de weerspiegelingseigenschappen
van het doeloppervlak. Het einde van de meting wordt
aangegeven door een geluidssignaal. Na beëindiging
van de meting wordt de laserstraal automatisch uitge-
schakeld.
Als ca. 20 seconden na het richten geen meting
plaatsvindt, wordt de laserstraal automatisch uitge-
schakeld om de accu te ontzien.
Referentievlak kiezen
(zie afbeelding A)
Voor de meting kunt u uit vier verschillende referentie-
vlakken kiezen:
– vanaf de achterkant van het meetgereedschap of
de voorkant van de 90° uitgeklapte aanslagstift 9
(bijv. bij het leggen tegen buitenhoeken),
2 609 140 906 • 16.2.12
– vanaf de punt van de 180° uitgeklapte aanslagstift
9 (bijv. voor metingen uit hoeken),
– vanaf de voorkant van het meetgereedschap (bijv.
bij het meten vanaf de rand van een tafel),
– vanaf het midden van de schroefdraad 19 (bijv. voor
metingen met statief).
Druk voor de keuze van het referentievlak zo vaak op
de toets 10 tot in het display het gewenste referentie-
vlak wordt weergegeven. Na het inschakelen van het
meetgereedschap is altijd de achterkant van het meet-
gereedschap als referentievlak vooraf ingesteld.
Achteraf veranderen van het referentievlak van reeds
uitgevoerde metingen (bijvoorbeeld bij weergave van
meetwaarden in de meetwaardenlijst) is niet mogelijk.
Menu „Basisinstellingen"
Als u naar het menu „Basisinstellingen" wilt gaan,
houdt u de toets basisinstellingen 4 ingedrukt.
Druk kort op de toets basisinstellingen 4 om de ver-
schillende menupunten te kiezen.
Druk op de mintoets 5 of de plustoets 11 om de instel-
ling binnen de menupunten te kiezen.
Als u het menu „Basisinstellingen" wilt verlaten, drukt
u op de toets meting 2.
Basisinstellingen
Geluidssignaal
Displayverlichting
Digitale libel
Displayrotatie
Aan
Uit
Aan
Uit
Automatisch
aan/uit
Aan
Uit
Aan
Uit
Nederlands | 77