MONTAGE-INSTRUCTIES:
GEBRUIKSAANWIJZING
All manuals and user guides at all-guides.com
8. Batterijen van de afstandsbediening inzetten
Koop 2 batterijen AAA 1,5 V. Open het deksel van het batterijvak met een
schroevendraaier. Zet de batterijen in met de juiste polariteit en zet het
deksel weer op het batterijvak. Als het rode lichtje niet gaat branden, de
batterijen vervangen volgens de hierboven beschreven procedure.
1.Vooruit en achteruit (afbeeldingen 10 en 11)
De chauffeur gaat in de auto zitten, zet de aan/uit-knop op ON en de
schakelaar handbediening/afstandsbediening op MANUAL; vervolgens de
vooruit/achteruit in de goede richting zetten en op het gaspedaal duwen. De
auto gaat dan aan en de achterlichten gaan branden. Als de chauffeur de
voet van het gaspedaal haalt, stopt het voertuig en de achterlichten gaan
uit.
2. Werking van de afstandsbediening:
Zie afbeelding 11. Zet schakelaar «Power» aan en druk op knop «Remote».
De afstandsbediening laat vier snelheden zien: «1» is de laagste snelheid
en «4» is de hoogste snelheid. Dus van 1 naar 4 loopt de snelheid op. Zet
de gewenst snelheid aan. Als de afstandsbediening op «Forward» (vooruit)
staat, rijdt de auto vooruit. Als de afstandsbediening op «Reverse»
(achteruit) staat, rijdt de auto achteruit. De auto stopt als er niet langer op
de knop gedrukt wordt. Met de knop «Left/Right» op de afstandsbediening
kan de auto naar links of naar rechts draaien. De afstandsbediening
schakelt automatisch uit na 5 seconden zonder activiteit.
3. Accu-indicatie (afbeelding 12)
Druk op de aan/uit-knop. Zodra u op de accu-indicatieknop drukt, gaan het
rode, gele en groene lampje tegelijk aan als de accu volledig opgeladen is.
Als het voltage lager is dan 12 V, dan gaat het groene lampje uit, wat
betekent dat de accuspanning laag is. Als het voltage lager is dan 11 V,
gaat ook het gele lampje uit, wat betekent dat de accu leegraakt en er niet
meer met de auto gereden kan worden omdat de accu opgeladen moet
worden.